In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en 1 video.
Onderdelen in deze les
Wat is metacommunicatie?
A
Communiceren met je referentiekader
B
Professioneel communiceren
C
Communiceren over communiceren
D
Communiceren met ruis
Slide 1 - Quizvraag
Soufian heeft online les, maar kan de leraar heel slecht horen vanwege een verbouwing bij de buren.
Van welk soort ruis is hier sprake?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
C
Semantische ruis
D
Verbale ruis
Slide 2 - Quizvraag
Wat is GEEN vorm van ruis?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
C
Semantische ruis
D
Verbale ruis
Slide 3 - Quizvraag
Odette is net een maand in Nederland en bezig met Nederlands leren. Zij beheerst de taal nog niet goed, daardoor ontstaat weleens miscommunicatie tussen haar en anderen.
Welk vorm van ruis is dit?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
C
Semantische ruis
D
Verbale ruis
Slide 4 - Quizvraag
Wie is hier de verbale zender?
A
Lisa
B
Kevin
C
Geen van beiden
Slide 5 - Quizvraag
Eva interviewt een sociaal werker over haar werkzaamheden. Zij zegt het volgende: ‘Welke taken heeft u allemaal? Vindt u deze taken zwaar om uit te voeren?’
Wat is hier mis mee?
A
Eva stelt een openvraag
B
Eva stelt een gesloten vraag
C
Eva stelt een dubbele vraag
D
Eva stelt onduidelijke vragen
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Welke soorten vragen stelt deze journalist?
A
Suggestieve vragen
B
Open vragen
C
Dubbele vragen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie zonder woorden
B
Communicatie met woorden
C
Communicatie met gebaren
Slide 9 - Quizvraag
Wat is non-verbale communicatie?
A
Communicatie zonder woorden
B
Communicatie met woorden
C
Communicatie met woorden en gebaren
Slide 10 - Quizvraag
Anna zegt tegen Elsa: ‘Zullen wij een sneeuwpop maken?’
Wie is de zender en wie is de ontvanger?
A
Anna is de zender en Elsa de ontvanger
B
Elsa is de zender en Anna de ontvanger
C
Elsa en Anna zijn beiden zenders
D
Elsa en Anna zijn beiden ontvangers
Slide 11 - Quizvraag
De ontvangen boodschap ontcijferen noemen wij ook wel: ...?
A
Oplossen
B
Coderen
C
Decoderen
D
Meta-communiceren
Slide 12 - Quizvraag
Onze manier van communiceren wordt beïnvloed door onze: ...?
A
Metacommunicatie
B
Ruis
C
Referentiekader
D
Non-verbale communicatie
Slide 13 - Quizvraag
Waar staat LSD voor?
A
Lichaamstaal, samenvatten en duidelijkheid
B
Lichaamshouding, stem en duidelijkheid
C
Lichaamshouding, stem en doorvragen
D
Luisteren, samenvatten en doorvragen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is papegaaien?
A
Geluiden maken als een papegaai
B
In eigen woorden samenvatten
C
Letterlijk herhalen wat de ander heeft gezegd
Slide 15 - Quizvraag
Wat is geen vorm van parafraseren?
A
Vragen stellen om meer informatie te achterhalen
B
Herhalen, maar laat ook blijken wat de verteller blijkbaar heeft bedoeld
C
In eigen woorden vertellen wat de ander heeft verteld of wat de boodschap erachter is
Slide 16 - Quizvraag
Leg in eigen woorden uit wat er wordt bedoelt met 'jouw referentiekader'
Slide 17 - Open vraag
Vat samen waardoor je referentiekader wordt beïnvloed.
Slide 18 - Woordweb
Actief luisteren wil zeggen dat je met volle aandacht zoekt naar de behoefte en emotie achter de boodschap van de ander.
Benoem 3 kenmerken van actief luisteren:
Slide 19 - Open vraag
Vat samen wat het doel van metacommunicatie is
Slide 20 - Woordweb
Schrijf twee openvragen en twee gesloten vragen op
Slide 21 - Open vraag
Welke vorm van vragenstellen wordt gezien als valkuil in de communicatie en waarom?
Slide 22 - Open vraag
Samya vraagt aan Ella: ‘Vind je het hier leuk op school?’
Herformuleer deze gesloten vraag in een openvraag
Slide 23 - Open vraag
Wat is jou voornamelijk bijgebleven van communicatie 1 en 2? En waarom?