H6.1 Ladingen en spanningen uitwerkingen

H6.1 uitwerkingen 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H6.1 uitwerkingen 

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt een pvc-buis negatief laden door hem te wrijven met een wollen doek.
a/ Leg uit hoe het komt dat de buis een lading krijgt.

Slide 3 - Open vraag

Je kunt een pvc-buis negatief laden door hem te wrijven met een wollen doek.
b/ Hoe heten de deeltjes die hierbij van het ene naar het andere voorwerp 'overspringen'?

Slide 4 - Open vraag

Je kunt een pvc-buis negatief laden door hem te wrijven met een wollen doek.
c/ Gaan die deeltjes van de buis naar de doek of andersom?

Slide 5 - Open vraag

Je kunt een pvc-buis negatief laden door hem te wrijven met een wollen doek.
d/ Waarom kunnen de positieve deeltjes niet overspringen?

Slide 6 - Open vraag

Opdracht 2

Slide 7 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen.
a/ Waaraan kun je merken dat een voorwerp elektrisch geladen (statisch) is?

Slide 8 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen.
b/ Wat weet je over de lading in een neutraal voorwerp?

Slide 9 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen.
c/ Waarom ligt er in huis juist op voorwerpen van kunststof vaak een laagje stof?

Slide 10 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen.
d/ Wat is de eenheid van lading?

Slide 11 - Open vraag

Opdracht 3

Slide 12 - Tekstslide

Het meisje in de figuur houdt een elektriseermachine vast.
a/ Wat doet een elektriseermachine?

Slide 13 - Open vraag

Het meisje in de figuur houdt een elektriseermachine vast.
b/Verklaar wat er gebeurt met de haren van het meisje.

Slide 14 - Open vraag

Opdracht 4

Slide 15 - Tekstslide

Esther doet een proefje waarbij ze twee pingpongballen ophangt aan een nylon draad (tekening A op het werkblad). Kevin zegt: “De twee ballen zijn op dezelfde manier geladen.” Dennis zegt: “De ene bal is geladen, de andere niet.” Peter zegt: “De twee ballen hebben een tegengestelde lading.”
a/ Wie heeft er gelijk en waarom?

Slide 16 - Open vraag


b/ Teken op het werkblad in de vakken b en c wat je in de andere twee gevallen zou zien.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 21 - Tekstslide

Tijdens een vlucht kan een vliegtuig geladen worden door wrijving met de lucht.
a/ Leg uit waarom dat een risico is als het vliegtuig na de landing wordt bijgetankt.

Slide 22 - Open vraag


c/ Leg uit waarom het vliegtuig voor het tanken eerst met een metalen 'aardekabel' met de tankauto moet worden verbonden (zie de figuur).

Slide 23 - Open vraag


d/ Leg uit waarom de chauffeur bij het aanleggen van de kabel goed isolerende handschoenen moet dragen.

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 6

Slide 25 - Tekstslide


In de figuur zie je een elektroscoop. Met dit apparaat kun je nagaan of een voorwerp geladen is. Als je een geladen voorwerp tegen de knop houdt, bewegen de twee blaadjes zilverpapier bij elkaar vandaan.
a/ Leg uit hoe dat komt.

Slide 26 - Open vraag


b/ Leg uit of je aan de uitslag van de elektroscoop kunt zien of het geladen voorwerp positief of negatief geladen is.

Slide 27 - Open vraag


c/ Leg uit hoe je aan de figuur kunt zien dat de staaf van een isolerend materiaal moet zijn gemaakt.

Slide 28 - Open vraag


Als je de staaf langs de knop beweegt, gaan de blaadjes verder uit elkaar staan.

d/ Geef daarvoor een verklaring

Slide 29 - Open vraag

Opdracht 7

Slide 30 - Tekstslide

Marijke verbindt de knop van een positief geladen elektroscoop A via een geleidende draad met een even sterk negatief geladen elektroscoop B.
a/ Hoe verandert dan de uitslag van beide elektroscopen?

Slide 31 - Open vraag

b/ Leg uit hoe je dat kunt begrijpen.

Slide 32 - Open vraag

Opdracht 8

Slide 33 - Tekstslide

Saskia wekt met een elektriseermachine een spanning op van 10 kV. De bol van de elektriseermachine is positief geladen. Als ze in het donker met een vinger dicht bij de bol komt, voelt ze een schokje en ziet ze een vonkje overspringen tussen haar vinger en de bol.
a/ Leg uit hoe de elektronen zich tijdens die vonk hebben verplaatst.

Slide 34 - Open vraag

De spanning is wel 10 kV, maar toch is dat niet gevaarlijk.

b/ Leg uit waardoor dat komt.

Slide 35 - Open vraag

Opdracht 9

Slide 36 - Tekstslide

Een stroom van 1 ampère komt overeen met een stroom van 1 coulomb lading per seconde: 1 A = 1 C/s.
a/ Hoeveel elektronen 'stromen' per seconde bij een stroomsterkte van 1 mA?

Slide 37 - Open vraag

b/ Bereken de lading van één elektron.

Slide 38 - Open vraag

Opdracht 10

Slide 39 - Tekstslide


De elektriseermachine van Van Marum (zie de figuur) kon vonken van 60 cm maken. Dat lukte alleen op heel droge dagen.

a/ Leg uit waarom dat niet lukte bij vochtig weer.

Slide 40 - Open vraag


De elektriseermachine van Van Marum (zie de figuur) kon vonken van 60 cm maken. Dat lukte alleen op heel droge dagen.

b/ Waarom kun je met zo'n machine alleen maar 'losse' vonken opwekken en geen continue grote stroom?

Slide 41 - Open vraag


De elektriseermachine van Van Marum (zie de figuur) kon vonken van 60 cm maken. Dat lukte alleen op heel droge dagen.

c/ Bereken de spanning die deze machine maximaal kan opwekken.

Slide 42 - Open vraag

Opdracht 10

Slide 43 - Tekstslide


Tussen de onderkant van een onweerswolk en de aarde bestaat een grote spanning. De lucht is vochtig waardoor er al een vonk overspringt bij 1,6 MV/m. De bovenkant van de onweerswolk is positief geladen en de onderkant negatief (zie de figuur).

a/ Leg uit waardoor het aardoppervlak onder de wolk positief geladen wordt.

Slide 44 - Open vraag


Tussen de onderkant van een onweerswolk en de aarde bestaat een grote spanning. De lucht is vochtig waardoor er al een vonk overspringt bij 1,6 MV/m. De bovenkant van de onweerswolk is positief geladen en de onderkant negatief (zie de figuur).

b/ Schat hoe hoog de onderkant van de onweerswolk in de figuur ongeveer boven de aarde zit.

Slide 45 - Open vraag


Tussen de onderkant van een onweerswolk en de aarde bestaat een grote spanning. De lucht is vochtig waardoor er al een vonk overspringt bij 1,6 MV/m. De bovenkant van de onweerswolk is positief geladen en de onderkant negatief (zie de figuur).

c/ Bereken daarmee de spanning tussen wolk en aarde.

Slide 46 - Open vraag


Tussen de onderkant van een onweerswolk en de aarde bestaat een grote spanning. De lucht is vochtig waardoor er al een vonk overspringt bij 1,6 MV/m. De bovenkant van de onweerswolk is positief geladen en de onderkant negatief (zie de figuur).

d/ Verklaar waarom bij een onweersbui er ook bliksem overspringt binnen een wolk.

Slide 47 - Open vraag