zwakke werkwoord

Regelmatige werkwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Regelmatige werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Zwak werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Stam
Als eerste stam zoeken
Hoe doe je dit?

werkwoord -en 

wohnen -wohn
lachen - lach
machen- mach




Slide 5 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
 FEESTTENTEN

Waarom ?

Wie weet het?

Slide 6 - Tekstslide


Slide 7 - Tekstslide

Stam eindigend op s-klank
Stam eindigend op s-klank (s/ss/x/sch/ß/z)
dan bij 
du alleen een -t

voorbeeld du tanzt, du heißt, du fischt, du reist 

Slide 8 - Tekstslide

Zwak werkwoord stam eindigend op -t/-d
voltooid deelwoord zwakke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Vul aan
  1. du ......... (wohnen)
  2. er .......... (kommen)
  3. du ..........(fischen)
  4. ihr .........  (machen)
  5. Sie .......  (spielen)

Slide 10 - Tekstslide

                 Hoofdregel zwakke werkwoorden met stam op -d of -t:












ich 
kauf-e
arbeit-e
du
kauf-st
arbeit-est
er/sie/es
kauf-t
arbeit-et
wir 
kauf-en
arbeit-en
ihr
kauf-t
arbeit-et
sie/Sie
kauf-en
arbeit-en
volt. deelwoord
ge-kauf-t
ge-arbeit-et

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling zwakke werkwoord
  • STAM: werkwoord -en  wohnen - wohn
  • Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN

  • Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:          stam tanz dus:du tanzt
  • voltooid deelwoord g + stam + t





Slide 12 - Tekstslide

Herhaling zwakke werkwoord
  • STAM: werkwoord -en  wohnen - wohn
  • Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
  • Stam eindigend op d/t  dan extra e bij du/er,sie,es/man/ihr, z. B arbeiten:             stam arbeit dus: du arbeitest, er/sie/es/man arbeitet, ihr arbeite,
  • Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:          stam tanz dus:du tanzt





Slide 13 - Tekstslide

Schwaches Verb
und haben/sein
  1. (arbeiten) Er ...........immer sehr gut.
  2. (fischen) Ich ........ im Nordsee 
  3. (kosten) Diese Jacke ......... 80 Euro.
  4. (spielen) Er  ............  Fußball.
  5. (warten) Ihr ......... immer sehr auf dem Bus nach Lelystand.
  6. (sein) Wir .........  froh dass du wieder gesund bist.
  7. (reden)Warum ........... ihr heute in der Schule so viel  .............




Slide 14 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
In Hoofdstuk 1 heb je geleerd hoe je de uitgangen van een zwak werkwoord bepaald, namelijk met behulp van de e-st-t-en-t-en regel.
ich                -e
du                - st
er/sie/es      - t
wir               -en
ihr                -t
sie/Sie         -en
ww- waarvan de stam eindigt op -d of -t
Voor werkwoorden die in de stam eindigen op -d of -t geldt volgende aanpassing op de est-tenten-regel:
du              -  est    (redest)
er/sie/es    -  et      (redet)
ihr              -  et      (redet)

voltooid deelwoord: geredet

alle andere vormen gaan volgens de est-tenten-regel
ww-waarvan de stam eindigt op een sisklank (-s, -ß, -sch, -x of -z)
Als de stam van het werkwoord eindigt op -s, -ss, -ß, of z moet er volgende aanpassing aan de est-tenten-regel gebeuren:
De du-vorm eindigt niet op -st, maar op -t.
b.v. du heißt en niet du heißst
bv. du tanzt  en niet du tanzst
Zwakke werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vertaal
U heeft    =
Wij zijn    =
Jullie hebben =
Hij heeft  =

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide