Oefentoets over het Oude Griekenland

Oefentoets Grieken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Grieken

Slide 1 - Tekstslide

Bij een aristocratie heeft...
A
Een koning de macht
B
Het volk de macht
C
Een farao de macht
D
Een kleine groep rijken de macht

Slide 2 - Quizvraag

Wie van de volgende vier personen had stemrecht in de Atheense volksvergadering?
A
Een adellijke jongen van zeventien jaar
B
Een winkelier van veertig jaar
C
De vrouw van een generaal
D
Een rijke buitenlandse koopman

Slide 3 - Quizvraag

Lees de bron. (klik op de bron om in te zoomen)

Welk gevolg had de beslissing van Cleisthenes?

A
In Athene werd een tirannie ingesteld.
B
De macht ging van de adel over naar de burgers.
C
De burgers werden afhankelijk van de aristocraten.
D
Alle mannen vanaf achttien jaar kregen stemrecht.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een stadstaat?
A
Een stad die zichzelf bestuurt
B
Een stad met omliggend platteland die zichzelf bestuurt.
C
Een Griekse stad
D
Een vereniging van steden die door een koning worden bestuurt.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is Polytheïsme?
A
een geloof met maar één god
B
een geloof zonder god
C
een geloof met meerdere goden
D
meerdere geloven samen

Slide 6 - Quizvraag

Wat was geen onderdeel van de Griekse cultuur?
A
De Griekse mythen
B
De Griekse taal
C
De Griekse wetenschap
D
De Griekse kolonisatie

Slide 7 - Quizvraag

Noem twee eisen waaraan je moest voldoen om het burgerschap van Athene te krijgen en dus te mogen stemmen.

Slide 8 - Open vraag

De Grieken waren politiek gezien geen eenheid. Op cultureel gebied was Griekenland wel een eenheid.

Noem 1 voorbeeld van deze culturele eenheid.

Slide 9 - Open vraag

Lees de volgende teksten van de Griekse geschiedschrijver Herodotus.

Welke bestuursvorm (=manier van regeren) beschrijft Herodotus in tekst 1?

Slide 10 - Open vraag

Bekijk de bron.

Leg uit hoe het schervengericht (Ostracisme) werkte.

Slide 11 - Open vraag


I. Athene lag in Griekenland.
II. Athene was geen stadstaat.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 12 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Het Oude Griekenland was net zo groot als het huidige Griekenland.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quizvraag

In Griekenland...
A
bestonden veel zelfstandige stadstaten die van elkaar gescheiden waren door bergen en zee.
B
ontstond in 509 v. C. een Grieks rijk met aan het hoofd een koning.
C
verenigden de zelfstandige staten zich tot een groot rijk.
D
Wisten Sparta en Athene alles te veroveren waardoor een Grieks rijk ontstond.

Slide 14 - Quizvraag

Griekenland had zoveel kolonies omdat....
A
Er te veel mensen woonden
B
Er te weinig landbouwgrond was
C
Er veel oorlogen waren
D
Grieken goede ontdekkingsreizigers waren

Slide 15 - Quizvraag

De oefentoets is klaar.
Wil je verder oefenen?

Maak de werkboekopdrachten van 3.1 t/m 3.3


Slide 16 - Tekstslide