MC 1

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning


Boek lezen

Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Nodig
Pen + laptop
Werkbladen (krijg je van mij)

Slide 3 - Tekstslide

Leessmaak
Waar houd jij eigenlijk van?

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
  1. Schrijf bij elk icoontje het goede genre.
  2. Omcirkel jouw favoriete genre.

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
  1. Kies een boek uit dat je wil lezen.
  2. Schrijf de titel en naam van de schrijver op je papier.
  3. Ga lezen.
  4. Schrijf aan het eind van de les op op welke blz. je bent gebleven.

timer
30:00

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 8 - Tekstslide

zijn sociaal
blijkt
beweerd
experiment
deelenemen aan
wordt duidelijk
proef om iets uit te proberen
meedoen met
hebben gevoel voor anderen
gezegd dat het zo is

Slide 9 - Sleepvraag

Wat betekent:
gesteund
A
merkte, doorhad
B
goede
C
grote groep mensen, heel veel dingen
D
geholpen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:
positieve
A
merkte, doorhad
B
goede
C
grote groep mensen, heel veel dingen
D
geholpen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent:
massa
A
merkte, doorhad
B
goede
C
grote groep mensen, heel veel dingen
D
geholpen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent:
in de gaten had
A
merkte, doorhad
B
goede
C
grote groep mensen, heel veel dingen
D
geholpen

Slide 13 - Quizvraag

bewust
ramp
aansporen
beslissen
als je heel goed weet dat je het doet, met opzet
proberen iemand zijn best te laten doen
groot ongeluk dat veel mensen treft
bedenken wat je gaat doen

Slide 14 - Sleepvraag

Wat betekent:
Hij valt buiten de boot.
A
Het gaat goed met hem
B
Zij zorgt voor vrolijkheid
C
HIj hoort er niet bij.
D
Ze ging even naar buiten.

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent:
Ze ging een luchtje scheppen.
A
Het gaat goed met hem
B
Zij zorgt voor vrolijkheid
C
HIj hoort er niet bij.
D
Ze ging even naar buiten.

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent:
Het gaat hem voor de wind.
A
Het gaat goed met hem
B
Zij zorgt voor vrolijkheid
C
HIj hoort er niet bij.
D
Ze ging even naar buiten.

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent:
Zij is het zonnetje in huis.
A
Het gaat goed met hem
B
Zij zorgt voor vrolijkheid
C
HIj hoort er niet bij.
D
Ze ging even naar buiten.

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent:
Het loopt storm bij de ijsverkoper.

Slide 19 - Open vraag

Het loopt storm:
Er komen heel veel mensen.
Het is heel druk.

Slide 20 - Tekstslide