Hoofdstuk 6 paragraaf 6.2 deel 1

Welkom  
economen!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

  • Terugblikken lesdoelen vorige les
  • Lesdoelen 6.2
  • Instructie 6.2
  • Aan de slag met 6.2
  • Evaluatie lesdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
Iedereen betaalt belasting

6.1 Je inkomen wordt belast
6.2 Hoeveel belasting betaal je?
6.3 Eerlijk zullen we alles delen
6.4 Iedereen betaalt mee

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen §6.1
  • kun je uitleggen waarom mensen loonheffing betalen en waar de loonheffing uit bestaat.
  • kun je uitleggen wat belastbaar inkomen, eigenwoningforfait en bijtelling is.
  • kun je uitleggen wat aftrekposten zijn.
  • kun je het belastbaar inkomen berekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Inkomstenbelasting betaal je over je:
A
bruto inkomen + aftrekposten
B
bruto inkomen
C
Belastbaar inkomen
D
belastbaar inkomen - kortingen

Slide 5 - Quizvraag

Door de aftrekposten
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 6 - Quizvraag

Voorbeelden van aftrekposten zijn
A
Arbeidskorting, pensioenpremie & hypotheekrente
B
Arbeidskorting & algemene heffingskorting
C
Arbeidskorting algemene heffingskorting & hypotheekrente
D
Hypotheekrente & pensioenpremie

Slide 7 - Quizvraag

De WOZ-waarde van de woning van Erdem is €195.000. Het eigenwoningforfait is 0,75%. De hypotheek rente is 2,75%
Hoeveel moet Erdem aan eigenwoningforfait bij zijn inkomen optellen?
A
€1.462,50
B
€146.250
C
€5.362,50
D
€3.900

Slide 8 - Quizvraag

Berekenen inkomensheffing 
(let op, er blijft er 1 over)
+
=
-
+
bruto inkomen uit arbeid
bijtellingen
aftrekposten
belastbaar inkomen
loonheffing

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld belastbaar inkomen
Erik is bouwvakker en heeft krijgt per 4 weken een brutosalaris van € 2.976. Daarover krijgt hij 8% vakantiegeld. Daarnaast heeft hij een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 3,6%.  Het eigen woningforfait is 0,7%, de woningwaarde is € 350.000,-. Verder volgt Erik een opleiding die € 1.600 per jaar kost en moet hij per jaar  voor € 350 aan lesmateriaal aanschaffen.
Bereken haar belastbaar inkomen.


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld belastbaar inkomen
Erik is bouwvakker en heeft krijgt per 4 weken een brutosalaris van € 2.976. Daarover krijgt hij 8% vakantiegeld. Daarnaast heeft hij een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 3,6%.  Het eigen woningforfait is 0,7%, de woningwaarde is € 350.000,-. Verder volgt Erik een opleiding die € 1.600 per jaar kost en moet hij per jaar  voor € 350 aan lesmateriaal aanschaffen.
Bereken haar belastbaar inkomen.

  • Bruto jaarinkomen 2.976  x 13 = 38.688 / 100 x 108 =                       € 41.783,-
  • Bijtelling          € 350.000 / 100 x 0,7 =                                                        €   2.450,-      +
  • Aftrekpost     Studiekosten                                                                           €    1.950,-      -
  •                            Hypotheek € 350.000 : 100 x 3,6 =                                  €    9.000,-       -
  • Belastbaar inkomen                                                                                         € 33.283  

Slide 15 - Tekstslide

Nu weten we het belastbare inkomen... wat nu?

Slide 16 - Tekstslide

Na de les:
  • Weet je hoe je de te betalen belasting in box 1 berekent. 
  •  Weet je welke belastingprincipes er zijn.
  • Weet je welk belastingprincipe Nederland heeft.

Slide 17 - Tekstslide

belastingprincipes
Progressief tarief:
  • belastingpercentage wordt hoger naarmate het inkomen stijgt
Degressief tarief:
  • belastingpercentage wordt lager naarmate het inkomen stijgt. 
Proportioneel tarief:
  • belastingpercentage blijft altijd gelijk (ook wel vlaktaks)

Slide 18 - Tekstslide

Ga naar blz. 175. Welk belastingtarief heeft Nederland? Gebruik onderstaande informatie.

22.260
26.154
31.104
36.054

Slide 19 - Tekstslide

Schijventarief 

Slide 20 - Tekstslide

Schijventarief 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag met 6.2

Maak opgave 1 - 2 - 3 - 5

Je hebt hiervoor 20 minuten de tijd.

Klaar?
Maak rekenopgave 1 t/m 7 op blz. 192

timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Bespreken opgave 1 t/m 3 + 5

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les


Maak rekenopgave 1 t/m 7 op blz. 192


Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Weet je hoe je de te betalen belasting in box 1 berekent. 
  •  Weet je welke belastingprincipes er zijn.
  • Weet je welk belastingprincipe Nederland heeft.

Slide 29 - Tekstslide