NK, Kapitel 4, les 3, week 6

Guten Morgen 
liebe Schüler!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen 
liebe Schüler!

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
Je weet hoe je de der-Gruppe moet gebruiken.

Je kunt in Woots inloggen en een oefening zelfstandig maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
Deel 1:
- HW nakijken
- Grammatik A uitleg
- Zelfstandig aan het werk met Grammatik.

Deel 2:
- inloggen in Woots en een luisteropdracht zelfstandig maken.

Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
A-> Sehen, Aufg. 1, 2, online 

B-> Wortschatz, Aufg. 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 boek
D-> Lesen, Aufg. 15, 16 und 17 online

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 3
der Freizeitpark                   der Kochkurs
der Spaziergang                  das Konzert
das Festival                         die Kletterhalle
das Fußballspiel                  das Kino / der Film


Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe 4
1 klettern, omdat het niks met feesten te maken heeft
2 erste, omdat het oneven is
3 langweilig, omdat de andere woorden positief zijn
4 zu Hause, want thuis heeft niks te maken met een tentoonstelling (bezoeken)
5 der Umzug, omdat verhuizen niks met voetballen te maken heeft

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 4
6 die Idee, omdat dat geen onderdeel van een bioscoop is
7 das Sommercamp, omdat dat niets met muziek te maken heeft
8 zehnte, omdat dat geen tijdsbepaling is




Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe 5
reservieren
besuchen
feiern
wandern
gefallen
anmelden


1  besuchen.
2  anmelden.
3  gefallen.
4  reservieren.
5 wandern.
6  feiern.


Slide 9 - Tekstslide

Aufgabe 6
1 der Ausgang
2 die Veranstaltung
3 das Ticket / die Eintrittskarte
4 der Wettkampf
5 das Wochenende
6 der Umzug



Aufgabe 7
1 Klettern    anstrengend.
2  findet die Veranstaltung statt?
3 interessiert sich    für .
4  fotografierst    die Eintrittskarten?
5  shoppen  hast du Lust auf 

Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe 9

Slide 11 - Tekstslide

Aufgabe 10

Slide 12 - Tekstslide

Aufgabe 11
1 Unser Plan funktionierte perfekt!
2 Du bist von deinem Rad gefallen!? Hast du dich verletzt?
3 Habt ihr in einem Hotel übernachtet? Nein, wir zelten lieber.
4 Hier können Sie sich für verschiedene Aktivitäten, wie etwa Klettern, anmelden.
5 Wir fahren mit der U-Bahn und mit der Straßenbahn zur Party.


Slide 13 - Tekstslide

Neue Grammatik-> filmpje NK

Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan: Stap 1
Je zoekt in de zin of er voorzetsels staan, die een naamval afdwingen.

 Is het een voorzetsel uit de 3e naamval?
 Is het een voorzetsel uit de 4e naamval?

Slide 15 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
uit
bij
met
na / naar
sinds
van
naar (personen)
aus   =
bei    = 
mit    =
nach =
seit   =
von   =
zu     =

Slide 16 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
tot
door
voor
tegen
zonder
om
bis     =
durch =
für      =
gegen =
ohne   =
um      =

Slide 17 - Tekstslide

der-Gruppe
m
v
o
mv
1
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 18 - Tekstslide

Welke woorden horen bij de der-Gruppe?
deze/dit = is in het Duits dies-
elk         = is in het Duits jed-
welk      = is in het Duits welch-
zulk       = is in het Duits solch-
sommig = is in het Duits manch-
alle        = is in het Duits all-

Slide 19 - Tekstslide

Welke woorden horen bij de der-Gruppe?
Bijvoorbeeld:
das Essen -> Bei jedem Essen gibt es Pommes dazu.


der Mann   -> Für welchen Mann gibt es keine Frau?


die Zeit      -> Zu welcher Zeit essen wir?

dem
den
der

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan: Stap 2
Als je geen voorzetsel ziet staan, dan zul je de zin moeten ontleden, om te bepalen welke naamval je moet invullen.






Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan: Stap 2
1. Is het een onderwerp dan -> 1e naamval
    Maak de zin vragend en het onderwerp staat achter PV op de 2e plek  

2. Is het een meewerkend voorwerp -> 3e naamval
    Stel de vraag:  aan wie of voor wie?

3.  Is het een lijdend voorwerp -> 4e naamval
     Stel de vraag: wie/wat, maar met de persoonsvorm en het OW


Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk

E-> Grammatik, Aufg. 18, 19, 20,21, 22 boek

KLAAR?
slim stampen Grammatik A


Slide 23 - Tekstslide

Les 2
We loggen in bij www.woots.nl  -> met entree!!!!

Dan kiezen jullie de toets die klaarstaat. 



Slide 24 - Tekstslide

Hausaufgaben
Kapitel 4

E-> Grammatik, Aufg.18, 19, 20,21, 22boek

Leren: Grammatik A





Slide 25 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Je weet hoe je de der-Gruppe moet gebruiken.

Je kunt in Woots inloggen en een oefening zelfstandig maken. 


Slide 26 - Tekstslide