TC A1 thema 7 herhaling

TC A1 thema 7 herhaling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TC A1 thema 7 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden kunnen en mogen

Ik kan
Jij/U kan/kunt
Kan jij?
Kun jij?
Kunt u?
Hij/zij kan
Wij/jullie/zij kunnen

Ik mag
Jij/U mag
Mag jij/U?
Hij/Zij mag
Wij/jullie/zij mogen

Slide 2 - Tekstslide

Je .... hier niet fietsen.
A
mag
B
mogen

Slide 3 - Quizvraag

Hij .... lekker koken.
A
kunt
B
kan
C
kant

Slide 4 - Quizvraag

Sommige mensen .... geen zout.
A
maggen
B
mag
C
mogen

Slide 5 - Quizvraag

De baby's .... geen koekje.
A
mag
B
mogen
C
magt

Slide 6 - Quizvraag

.... jij me helpen?
A
mag
B
kan
C
kunt
D
kunnen

Slide 7 - Quizvraag

..... U met mij mee naar de Efteling?
A
Kun
B
mogen
C
Mag

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoord kunnen:
U .... de trui daar passen.

Slide 9 - Open vraag

Werkwoord kunnen:
Wij..... de tram nemen.

Slide 10 - Open vraag

Werkwoord kunnen:
..... jij mij helpen?

Slide 11 - Open vraag

Werkwoord kunnen:
De deuren .... niet op slot.

Slide 12 - Open vraag

Werkwoord mogen:
Je ... hier niet fietsen.

Slide 13 - Open vraag

Werkwoord mogen:
Jullie ... zelf drinken pakken.

Slide 14 - Open vraag

Werkwoord mogen:
Heidi ... geen melk drinken.

Slide 15 - Open vraag

Werkwoord mogen:
.... ik de suiker?

Slide 16 - Open vraag

Bezittelijke voornaamwoorden
jouw fiets
mijn fiets
onze fiets
uw fiets
jullie fiets

Slide 17 - Tekstslide

Hij heeft een mooie auto.
Het is.... auto.
A
haar
B
zijn
C
onze
D
jullie

Slide 18 - Quizvraag

Zij hebben een probleem.
Het is.... probleem.
A
hun
B
hen
C
mijn
D
haar

Slide 19 - Quizvraag

Zij draagt een hoed.
Het is ... hoed.
A
zijn
B
hem
C
onze
D
haar

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb een tuin.
Het is .... tuin
A
zijn
B
mijn
C
haar
D
onze

Slide 21 - Quizvraag

Ik heb een hond.
Het is .... hond.

Slide 22 - Open vraag

Wij hebben een huis.
Het is .... huis.

Slide 23 - Open vraag

Jullie hebben een mooie auto.
Het is.... auto.

Slide 24 - Open vraag

Zij wonen op een boot.
Het is .... boot.

Slide 25 - Open vraag

halen
wil
Het meisje
de trein

Slide 26 - Sleepvraag

naar
de bus
De vrouw
rent

Slide 27 - Sleepvraag

Het vliegtuig
komt
op het vliegveld
aan

Slide 28 - Sleepvraag