Wat vind je in het middenstuk (kern) van een tekst?
Slide 6 - Open vraag
Kern/middenstuk
Uitwerking onderwerp
Deelonderwerpen (in hoofdstukken of alinea's)
Slide 7 - Tekstslide
Wat vind je in het slot van een tekst?
Slide 8 - Open vraag
Slot
Samenvatting of conclusie
Eventueel aanmoediging (activerende tekst)
Grap/anekdote
Slide 9 - Tekstslide
Elke goede tekst heeft een inleiding, kern en slot!
Slide 10 - Tekstslide
Elke goede tekst heeft ook een passende tekststructuur
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een tekststructuur?
Slide 12 - Open vraag
Tekststructuur
Waarom?
Het biedt overzicht Je weet snel waar je informatie kunt vinden of moet plaatsen
Slide 13 - Tekstslide
5 hoofdstructuren
Beschrijving
Ordening
Vergelijking/contrast
Oorzaak/gevolg
Probleem/oplossing
Slide 14 - Tekstslide
Waar in de tekst zou je meer informatie over de tekststructuur kunnen krijgen?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
In de titel
Slide 15 - Quizvraag
Een vaste structuur helpt je niet alleen met het verzamelen en ordenen van informatie maar het helpt je ook met het creëren van een logische route door je tekst:
Inleiding: aanwijzing type structuur Middenstuk: uitwerking Slot: conclusie/samenvatting n.a.l.v. middenstuk
Slide 16 - Tekstslide
Probleem/oplossing
We nemen deze structuur als voorbeeld
Je kunt de uitwerking van alle structuren vinden in je boek
Slide 17 - Tekstslide
Waar zou je de oplossing binnen deze structuur kunnen vinden?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
In de titel
Slide 18 - Quizvraag
MAAR in complexe teksten zijn er vaak meerdere structuren te vinden......
LET OP: tekststructuren zijn geen doel op zich maar een hulpmiddel
Slide 19 - Tekstslide
Alinea's
.......
Slide 20 - Tekstslide
Waarom zou je alinea's moeten gebruiken?
Slide 21 - Open vraag
Chunking
Kortetermijngeheugen
Informatie wordt beter verwerkt wanneer het is opgedeeld in behapbare stukjes: chuncks
Bijv. telefoonnummers
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Wanneer nieuwe alinea
Afhankelijk van:
lengte
inhoud
Slide 25 - Tekstslide
Meestal 1 deelonderwerp per alinea
Ook weleens verdeeld over meerdere alinea's OF 2 deelonderwerpen in 1 alinea. Afhankelijk van lengte.
Ongeveer 10 zinnen per alinea.
Slide 26 - Tekstslide
Elke alinea heeft een kernzin (= belangrijkste zin)
1e, 2e of laatste zin
Slide 27 - Tekstslide
Alinea's moeten een logische volgorde hebben en moeten een logisch verband met elkaar hebben
--> signaalwoorden
Slide 28 - Tekstslide
Noem een paar voorbeelden van signaalwoorden waarmee je een alinea kunt beginnen
Slide 29 - Open vraag
Functiewoorden
Functie van alinea of zin wordt expliciet benoemd
Bijv:
De conclusie is dat.... Denk bijvoorbeeld aan... Het gevolg daarvan is dat...