In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3.2 Periodiek systeem
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt nu:
De symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven (en andersom).
Enkele groepen in het P.S. benoemen
Het verschil uitleggen tussen metalen en niet-metalen en hun plaats aangeven in het P.S.
Het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven m.v.b. het begrip atoomsoort.
Uitleggen en herkennen wat een legering is.
Slide 3 - Tekstslide
Stil lezen
10 Min Stil lezen H3.2 en/of opdrachten maken
Maken opdracht:
HAVO: 12 + 14 + 15 +19(N) of 22(M) +
21 + 25 + 26(N) of 27(M)
VWO: 11 + 15 + 16 of 17(M) + 20 of 21(N) + 22(M) of 25
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Instructie
We gaan samen kijken naar:
Moleculen - atomen
Verbinding - Element
Tabel 3.8 (HAVO) / 3.9 (VWO)
Periodiek Systeem
Zelf doen:
Zelf leren:
Metalen + kenmerken
Edelheid metalen
Legeringen
Slide 5 - Tekstslide
Elementen:
Alle atomen in het Periodiek Systeem
En rijtje twee-atomige elementen
Claudia Fietst In Haar Ondergoed Naar Breda
Cl2 F2 I2 H2 O2 N2 Br2
Atoom → zijn de bouwstenen van een molecuul (zie P.S.)
Molecuul → Bestaat uit 2 of meerdere atomen
Element → Atoom/molecuul wat bestaat uit 1 soort atomen
Verbinding → bestaan uit 2 of meerdere atoomsoorten
Slide 6 - Tekstslide
Moleculen
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
Moleculen kun je ook weergeven met een molecuulformule
In een molecuulformule staat hoeveel atomen er per soort in zitten
water, H2O
ammoniak, NH3
Slide 7 - Tekstslide
Welke van onderstaande plaatjes zijn een verbinding en welke zijn een element?
Plaatjes 1, 3 en 6 zijn verbindingen, ze bestaat uit meer dan één atoomsoort.
Plaatjes 2, 4 en 5 zijn elementen, ze bestaan uit maar één atoomsoort.
Slide 8 - Tekstslide
Wat moet je leren:
N.B. Wanneer het symbool van een element/atoom bestaat uit twee letters is de eerste letter altijd een Hoofdletter, de tweede letter altijd een kleine letter.
Pt, Ar, Br, Ne etc...
Slide 9 - Tekstslide
Wat moet je leren:
Groepen
Groep 1: Alkalimetalen (N.B. H is géén Alkalimetaal!!!)
Groep 2: Aardalkalimetalen
Groep 17: Halogenen
Groep 18: Edelgassen
Slide 10 - Tekstslide
Wat moet je leren:
Verbinding - Element
Symbolen van atoomsoorten (zie Tabel 3.8 (h) of 3.9 (v))
P.S. 4 groepen met naam (1, 2, 17 en 18)
P.S. Perioden (7) en Groepen (18)
Metalen - Niet-metalen
Gemeenschappelijke stofeigenschappen metalen
Edelheid van metalen
Legeringen
Slide 11 - Tekstslide
leren voor de elementen
Chemische elementen Namen Quiz
Slide 12 - Tekstslide
Werken:
Maken:
HAVO: 12 + 14 + 15 +19(N) of 22(M) + 21 + 25 + 26(N) of 27(M)
VWO: 11 + 15 + 16 of 17(M) + 20 of 21(N) + 22(M) of 25
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen - Je kunt nu:
De symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven (en andersom).
Enkele groepen in het P.S. benoemen
Het verschil uitleggen tussen metalen en niet-metalen en hun plaats aangeven in het P.S.
Het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven m.v.b. het begrip atoomsoort.
Uitleggen en herkennen wat een legering is.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodieksysteem
D
elementensysteem
Slide 15 - Quizvraag
wat wordt er met de volgende definitie bedoeld? Het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van die stof bevat.
A
molecuul
B
atoom
C
element
D
ion
Slide 16 - Quizvraag
Waar staan de metalen in het periodiek systeem
A
links
B
rechts
Slide 17 - Quizvraag
Waar staan de edelgassen in het periodieksysteem
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18
Slide 18 - Quizvraag
Hoe heten de stoffen in groep 17 van het periodieksysteem
A
edelgassen
B
metalen
C
halogenen
D
nietmetalen
Slide 19 - Quizvraag
Waarvoor staat het symbool C
A
Koper
B
Koolstof
C
Chroom
D
Calcium
Slide 20 - Quizvraag
Waarvoor staat het symbool K?
A
Kalium
B
Kwik
C
Koper
D
Koolstof
Slide 21 - Quizvraag
Welk symbool staat gelijk aan Zilver
A
Zi
B
Zr
C
Ag
D
Au
Slide 22 - Quizvraag
Welk symbool staat gelijk aan Natrium?
A
N
B
Nt
C
Ni
D
Na
Slide 23 - Quizvraag
Waardoor is het periodieksysteem ontstaan?
Op microniveau kijken we naar de deeltjes waar stoffen van gemaakt zijn.
De kleinste deeltjes van een stof noemen we moleculen, dus alle materie (alle stoffen) zijn gemaakt van moleculen.
Definitie:
Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van de stof heeft.
Slide 24 - Tekstslide
Het periodiek systeem
Elementen op volgorde van atoomnummer.
In verticale groepen elementen met vergelijkbare eigenschappen.
Horizontaal: perioden
Slide 25 - Tekstslide
Mendelejev
1869: eerste versie periodiek systeem der elementen
Slide 26 - Tekstslide
Wat is het periodieksysteem?
Maar moleculen zijn ook weer opgebouwd uit bouwstenen.
Bij de scheikunde noemen we deze bouwstenen de atomen.
Er bestaan nu ongeveer 120 atoomsoorten (118) waarvan er meer dan 30 kunstmatig zijn gemaakt en alleen in een laboratorium heel kort kunnen bestaan.
Definitie:
Atomen zijn de bouwstenen van moleculen.
Slide 27 - Tekstslide
Wat is het periodieksysteem?
Deze verschillende atoomsoorten zijn gerangschikt in een tabel.
Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.
Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= waterstof) en de grootste is Oganesson (Og) en deze heeft 118 protonen in de kern.
Slide 28 - Tekstslide
Wat is het periodieksysteem?
Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen (hoe reageren ze met een zuur en hoe reageren ze met zuurstof) gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren zijn onder elkaar gezet => Groepen.
Deze kolom noemen we een groep. Zo is de tabel in 18 groepen gezet.
Slide 29 - Tekstslide
Wat zijn de metaal-atomen en de
niet-metaal-atomen?
Als we alle elementen met elkaar vergelijken is er meteen één ding dat opvalt.
Bij het reageren zijn er atoomsoorten die elektronen weg doen.
En er zijn atoomsoorten die elektronen opnemen of niet reageren.
Slide 30 - Tekstslide
Wat zijn de metaal-atomen en de
nietmetaal-atomen?
De atoomsoorten die elektronen weg doen staan aan de linkerkant van het periodieksysteem, dit noemen we de metalen.
De atoomsoorten die elektronen opnemen, of niet reageren, staan aan de rechterkant van het periodieksysteem, dit noemen we de nietmetalen.
Slide 31 - Tekstslide
https:
Slide 32 - Link
Slide 33 - Tekstslide
Wat zijn de edelgassen en de halogenen?
Er zijn twee groepen van de nietmetalen die je bij naam moet kennen.
De edelgassen zijn de atoomsoorten die juist niet (of zeer moeilijk) kunnen reageren. Die staan helemaal rechts in het periodieksysteem. Dit is groep 18
Slide 34 - Tekstslide
Wat zijn de edelgassen en de halogenen?
De groep die er naast staat (groep 17) zijn de halogenen.
De halogenen zijn niet-metalen die heel erg heftig met metalen reageren.
Bij deze reactie ontstaat altijd een zout
Halogeen betekent "Zoutvormer"
Slide 35 - Tekstslide
Kenmerken metalen
Glimmend oppervlak
Geleiden warmte en elektrische stroom
Kunnen vervormd worden als ze heet zijn.
Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.
Slide 36 - Tekstslide
Lichte en zware metalen
lichte metaal: kleine dichtheid
zwaar metaal: hoge dichtheid
Slide 37 - Tekstslide
Legeringen
Een legering is een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Evaluatie Leerdoelen
Je kunt nu:
De symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven (en andersom).
Enkele groepen in het P.S. benoemen
Het verschil uitleggen tussen metalen en niet-metalen en hun plaats aangeven in het P.S.
Het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven m.v.b. het begrip atoomsoort.
Uitleggen en herkennen wat een legering is.
Slide 40 - Tekstslide
Bedankt voor jullie aandacht.
Fijne dag vandaag
Slide 41 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een verbinding en een element?
Een element bestaat uit één soort atomen en een verbinding uit 2 of meerdere verschillende atomen.