,

§ 6 WS Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord

Nederlands
Cursus 5 - Grammatica Woordsoorten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Cursus 5 - Grammatica Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 -Grammatica
Huiswerk §4 en § 6 af? Oefentoets gemaakt?
Bespreken huiswerk/opdrachten

§8: telwoord blz. 220
Opdracht 1 t/m 6 maken in boek/schrift

Inzien so grammatica.
Gebruik je lesboek bij het inzien. 

Slide 2 - Tekstslide

  • Je kent het aanw. vnw. en vr. vnw. en kunt deze herkennen in de zin,
  • Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 4 - Tekstslide

Zag je dat *onze* hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 5 - Sleepvraag

*Wat* heb je allemaal gehoord op dat feestje?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 6 - Sleepvraag

Ik ken de aanwijzende en vragende voornaamwoorden benoemen en herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Video

Christiano Ronaldo verdiende vorig jaar 239 miljoen euro.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'verdiende'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord
(kww)

Slide 9 - Sleepvraag

Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten. Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets). 

We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Jullie presentatie is [heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.

Slide 11 - Tekstslide

Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Zij is voorzitter.

Is 'is' in deze zin een koppelwerkwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het koppelwerkwoord in de zin: Mijn moeder wilde vroeger altijd docent worden.
A
wilde
B
worden
C
docent
D
wilde docent worden

Slide 14 - Quizvraag

Hulpwerkwoorden
Let op: sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen.
 
Sommige opdrachten kunnen lastig zijn.
Vanavond zouden we pizza kunnen eten.

Slide 15 - Tekstslide


  • Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk
Wat:
huiswerk vrijdag 17 januari.
Maken: opdracht 1/2/3/4 (schrift/boek)
Nakijken opdrachten

Daarna: oefentoets & trainer online
Hoe:
Antwoorden in je schrift schrijven.

Hulp:
Theorie lesboek
Samenwerken klasgenoot mag.

Tijd:
Tot lesafsluiting
Klaar:
Oefenen zinsontleding Cambiumned. 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan het zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll