Het voltooid deelwoord - 25/9

Routines
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Routines

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:30
Welke routines ken je al?
Wat doe jij bvb 's ochtends?

Slide 2 - Woordweb

Wat is dat weer? 
Voltooide tijd?

Slide 3 - Tekstslide

Voltooide tijd
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord 
hebben of zijn + een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.

Slide 4 - Tekstslide

zwakke en sterke werkwoorden
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken vb. spelen --> ik heb gespeeld


  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen vb. drinken --> ik heb gedronken

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb gewerkt - wij hebben gewoond
In het A1-boek hebben jullie de tegenwoordige tijd geleerd. 
Je praat dan over nu.

Wil je praten over vroeger? Dan gebruik je de voltooide tijd.
"Voltooid" betekent: klaar.




Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je de voltooide tijd?
* Het eerste werkwoord is een hulpwerkwoord. Meestal is dat het werkwoord hebben . Het helpt om een voltooide tijd te maken. Ik heb .....
** Het tweede werkwoord is het voltooid deelwoord. Meestal begint een voltooid deelwoord met -ge: gewoond, gewerkt, gehuurd, gespeeld. Ik heb gewerkt.

Slide 7 - Tekstslide

Het hulpwerkwoord hebben
Ik
heb
gewerkt
Jij (je)
hebt
gewerkt
U
hebt / heeft
gewerkt
Hij/ zij (ze) / het
heeft
gewerkt
Wij (we) 
hebben
gewerkt
Jullie 
hebben
gewerkt
Zij (ze)
hebben
gewerkt

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
         Kijk naar het hele werkwoord - wat is de stam (de ik-vorm)?
  •                                          werken - (ik) werk
  •                                          pinnen - (ik) pin
  •                                          wonen - (ik) woon
  •                                          wachten - (ik) wacht   
  •                                                 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
                                          Zet "ge-" voor de stam
                                                       gewerk...

  •                            Op het eind komt een d of een
  •                               werk ➡ (ik) werk  ➡ gewerkt
  •                               ruilen  ➡ (ik) ruil ➡ geruild

Slide 10 - Tekstslide

                    werken - ik werk

                    pinnen - ik pin

                    wonen - ik woon

                    vieren - ik vier

                    passen - ik pas

  • Ik heb gewerkt

  • ik heb gepind

  • Ik heb gewoond

  • Ik heb gevierd

  • Ik heb gepast

Slide 11 - Tekstslide

Nog een paar voorbeelden
          
  •                     Ik heb tot 17:00 uur gewerkt
  •                     We hebben gisteren lekker gefietst
  •                     Wij hebben in Rotterdam gewoond.
  •                     Jullie hebben hem niet goed gehoord.

SoFTKeTCHuP

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Sterke werkwoorden? --> die moet je leren

Slide 14 - Tekstslide

We gaan nu oefenen op VERLEDEN tijd.

Slide 15 - Tekstslide

timer
2:00
Ik
Jij
Hij/zij (1 persoon)
Wij

Jullie
Zij (2 personen)
heb
hebben
hebben
hebt
heeft
hebben

Slide 16 - Sleepvraag

timer
2:00
Ik
Jij
Hij/zij (1 persoon)
Wij

Jullie
Zij (2 personen)
ben
zijn
zijn
bent
is
zijn

Slide 17 - Sleepvraag

Wanneer hebben/zijn?
Bij de meeste werkwoorden gebruik je hebben.

Zijn gebruik je bij de werkwoorden 
aankomen - beginnen- blijven - gaan- gebeuren - komen, - worden - zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Maak het werkblad met de werkwoorden hebben en zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Ik sta op
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik opgestaan
B
Ik opgesta
C
Ik ben opgestaan
D
Ik ben opgesta

Slide 20 - Quizvraag

Ik poets mijn tanden
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik poets tanden
B
Ik poets mijn tanden
C
Ik gepoetst mijn tanden
D
Ik heb mijn tanden gepoetst

Slide 21 - Quizvraag

Ik douch
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik douch
B
Ik heb gedoucht
C
Ik ben gedoucht
D
Ik gedoucht

Slide 22 - Quizvraag

Ik ontbijt
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben ontbeten
B
Ik heb ontbeten
C
Ik heb geontbeten
D
Ik ontbijt

Slide 23 - Quizvraag

Ik doe mijn kleren aan
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben mijn kleren aangedaan
B
Ik heb mijn kleren aangedaan.

Slide 24 - Quizvraag

Ik drink een kop koffie.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gedrinken
B
Ik ben gedrinken
C
Ik heb gedronken
D
Ik ben gedronken

Slide 25 - Quizvraag

Ik maak mijn boekentas.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb mijn boekentas gemaakt
B
Ik ben mijn boekentas gemaakt
C
Ik heb mijn boekentas gemaakd
D
Ik ben mijn boekentas gemaakd

Slide 26 - Quizvraag

Ik ga naar school.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb naar school gegaan.
B
Ik ben naar school gegaan.

Slide 27 - Quizvraag

Ik studeer Nederlands
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb Nederlands gestudeerd.
B
Ik heb Nederlands gestudeert.

Slide 28 - Quizvraag

Ik eet tijdens de middagpauze.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb tijdens de middagpauze geeten.
B
Ik heb tijdens de middagpauze gegeten.

Slide 29 - Quizvraag

Ik sport tijdens LO
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gesport.
B
Ik heb gespord.

Slide 30 - Quizvraag

Ik blijf op school tot 14.20
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben op school gebleven.
B
Ik heb op school gebleven.

Slide 31 - Quizvraag

Na school praat ik nog met mijn vrienden.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gepraat met mijn vrienden.
B
Ik heb met mijn vrienden gepraat.

Slide 32 - Quizvraag

Ik neem de bus naar huis.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben de bus genomen.
B
Ik heb de bus genomen.

Slide 33 - Quizvraag

Ik maak mijn huiswerk
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
B
Ik heb mijn huiswerk gemaakd.
C
Ik ben mijn huiswerk gemaakt.
D
Ik ben mijn huiswerk gemaakd.

Slide 34 - Quizvraag

Ik speel PUB G
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gespeelt.
B
Ik heb gespeeld.

Slide 35 - Quizvraag

Ik voetbal
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gevoetbald
B
Ik heb gevoetbalt.

Slide 36 - Quizvraag

Ik speel cricket
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gespeeld cricket
B
Ik heb gespeelt cricket.
C
Ik heb cricket gespeeld.
D
Ik heb cricket gespeelt.

Slide 37 - Quizvraag

Ik eet lekkere spaghetti
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb lekkere spaghetti gegeten
B
Ik heb gegeten lekkere spaghetti
C
Ik ben lekkere spaghetti gegeten
D
Ik ben gegeten lekkere spaghetti

Slide 38 - Quizvraag

Ik bid
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gebeden.
B
Ik heb gebeten.

Slide 39 - Quizvraag

Ik was mijn kleren.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb mijn kleren gewast.
B
Ik heb mijn kleren gewassen.

Slide 40 - Quizvraag

Ik strijk
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gestrijken.
B
Ik heb gestreken.

Slide 41 - Quizvraag

Ik stuur berichten
met mijn vrienden.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben berichten gestuurd.
B
Ik heb berichten gestuurd.

Slide 42 - Quizvraag

Ik slaap om 23.00
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb geslaapt.
B
Ik ben geslaapt.
C
Ik ben geslapen.
D
Ik heb geslapen.

Slide 43 - Quizvraag