Lineaire formules en functies

Lineaire formules maken
Je krijgt een aantal vragen over het maken van lineaire formules. Voor elke vraag krijg je een bepaalde tijd, dus snelheid is belangrijk.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Lineaire formules maken
Je krijgt een aantal vragen over het maken van lineaire formules. Voor elke vraag krijg je een bepaalde tijd, dus snelheid is belangrijk.

Slide 1 - Tekstslide

Lineair verband

Slide 2 - Woordweb

Wat is geen lineaire formule?
A
y = 3
B
y = 6x : 2
C
y = 4 + 5x
D
y = -3x + 2

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke grafiek hoort een lineaire formule?
A
A
B
B
C
C
D
Bij geen van drieën

Slide 4 - Quizvraag

Wat is in de volgende formule de rc?
F = 3t + 9
A
3t
B
3
C
F
D
9

Slide 5 - Quizvraag

Stelling:
Het begingetal lees je altijd vooraan in de tabel af.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Gegeven: y = -9 + 5x
Welke bewering is waar?
A
begingetal 5, richtingscoëfficiënt 9
B
begingetal 5, richtingscoëfficiënt -9
C
begingetal 9, richtingscoëfficiënt 5
D
begingetal -9, richtingscoëfficiënt 5

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het begingetal?
t=5h+17
A
5
B
5h
C
-17
D
17

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de grafiek hiernaast?
A
0
B
4
C
-4
D
1,2

Slide 9 - Quizvraag

Gegeveny = 3x-4
Kies alle juiste antwoorden.
A
De richtingscoëfficient is 3
B
Het begingetal is -4
C
Het begingetal is 3
D
Voor elke stap naar rechts ga je vier omlaag.

Slide 10 - Quizvraag

Wat weet je van deze formule?
b = 50 - 2t
A
grafiek is stijgend
B
begingetal is -2
C
bij t=-4 is b=58
D
grafiek is dalend

Slide 11 - Quizvraag

Bij een lineair verband kun je een grafiek tekenen. Je herkent de daarbij behorende tabel door:
A
een gelijkmatige toename
B
een gelijkmatige afname
C
een gelijkmatige toename of afname
D
Je kunt dit niet zien in de tabel

Slide 12 - Quizvraag

Geef de formule bij deze lineaire grafiek
A
y = 60 + 15x
B
y = 60 + 30x
C
y = 60 + 7,5x
D
y = 60 + 60x

Slide 13 - Quizvraag

Er is een lineair verband tussen de zithoogte en de maat van de schoolbank.

Geef een woordformule die bij dit verband hoort.

A
zithoogte = 4 x maat + 30
B
zithoogte = 30 x maat + 4
C
maat = 4 x zithoogte + 30
D
zithoogte = 4 x maat + 26

Slide 14 - Quizvraag

Welke formule hoort bij de tabel?
A
H = 2 + 3t
B
t = 3 + 2H
C
H = 3 + 2t
D
t = 2 + 3H

Slide 15 - Quizvraag

Het punt A(-3,7) ligt op lijn l: y = -2x + b
Bereken b
A
1
B
13
C
11
D
17

Slide 16 - Quizvraag

De grafiek van een lineair verband gaat door de punten (0,15) en (-2, 5)
A
y=-15x+5
B
y=-2x+5
C
y=-2x+15
D
y=5x+15

Slide 17 - Quizvraag

Het punt A(b,-11) ligt op lijn l: y = 2x +3
Bereken b
A
-25
B
-19
C
-7
D
-4

Slide 18 - Quizvraag