2023_week11_1MH_Vorbereitung SO2

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• jas uit


• mobiel in je tas staat op stil
• laptop gesloten op tafel
• boek/schrift/pen op tafel

Als de timer gestopt is zie ik iedereen de woordjes van Lektion 1,2, 3 op blz. 85  schrijven

Wörter schreiben

- Schrijf de woordjes van Lektion 1, 2, 3 op blz. 85 herhaaldelijk op totdat de timer is gestopt.

Wörter abfragen

Was machen wir heute?

• Wörter schreiben und abfragen
• Wiederholung Grammatik (Lidwoorden, van een zelfstandig naamwoord naar een persoonlijk voornaamwoord)
• Hausaufgabe kontrollieren
• An die Arbeit
• Quiz
• Schatzsucher

Lernziel

• Aan het einde van de les kan je door het maken van de quiz de juiste lidwoorden voor woorden benoemen.
• Aan het einde van de les kan je een zelfstandig naamwoord vervangen door er, sie of es, doordat je opdrachten en aantekeningen hebt gemaakt.

Het onbepaald lidwoord -een

Uitleg: van een zelfstandig naamwoord naar een persoonlijk voornaamwoord

er/sie/es

Hoe weet je nou, wanneer je er/sie of es moet gebruiken?

Ezelsbruggetje:

der Mann -> er

die Frau    -> sie

das Kind   -> es

Noteer dit in je aantekeningenschrift!

Kontrollieren

Aufgabe 1, Seite 60

An die Arbeit

Machen na Klar online: 

- Test jezelf 2.1 en 2.2

- Versterk jezelf----------------------------------------------->

• Hoe? eerste 5 minuten in stilte

• Klaar? Woordtrainer 2.1, 2.2, 2.3

Voor welk woord gebruik je het bepaald lidwoord der?

1. Katze
2. Mann
3. Haus
4. Kind

Voor welk woord gebruik je het bepaald lidwoord die?

1. Frau
2. Brief
3. Pferd
4. Buch

Voor welk woord gebruik je het bepaalde lidwoord das?

1. Katze
2. Lehrer
3. Haus
4. Stier

Welk bepaald lidwoord krijgt het woord Mädchen?

1. der
2. die (ev)
3. die (mv)
4. das

Welk woord heeft als onbepaald lidwoord eine?

1. Kind
2. Frau
3. Haus
4. Mann

Welk woord krijgt het onbepaalde lidwoord ein?

1. Junge
2. Katze
3. Lehrerin
4. Mutter

Tip!

Kijk goed naar het lidwoord der, die, das

es

sie

er

sie

es

sie

er

er

es

die Freundschaft

das Haus

die Großmutter

der Baum

das Mädchen

der Lehrer

der Zug

das Flugzeug

die Toilette

Wat wordt der Junge ist nett?

1. er ist nett
2. es ist nett
3. sie ist nett

Wat wordt die Katze ist schön?

1. sie ist schön
2. er ist schön
3. es ist schön

Wat wordt das Kind spielt?

1. es spielt
2. sie spielt
3. er spielt

Wat wordt die Freunde lachen?

1. er lachen
2. sie lachen
3. es lachen

Lernziel

• Aan het einde van de les kan je door het maken van de quiz de juiste lidwoorden voor woorden benoemen.
• Aan het einde van de les kan je een zelfstandig naamwoord vervangen door er, sie of es, doordat je opdrachten en aantekeningen hebt gemaakt.

die Hausaufgaben

Lernen für das SO

TSCHÜSS!!!