Open dag 24 februari 2025

Welkom op de Open Dag!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom op de Open Dag!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

S          Spelregels woordbingo
Iedereen krijgt een bingokaart met woorden.
Wij stellen vragen of geven hints over een woord.
Vind het juiste woord op jouw kaart en streep het af.
Bingo roepen: Heb je een volle rij (horizontaal, verticaal of diagonaal)? Roep dan “Bingo!”
Prijsje: De eerste die bingo heeft, wint een kleine prijs. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin: 'Jij loopt naar school'?
A
naar
B
Jij
C
loopt
D
school

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is in het meervoud geschreven?
A
hond
B
kat
C
bomen
D
stoel

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
A
begin van een zin
B
lidwoord
C
alle werkwoorden
D
nooit

Slide 6 - Quizvraag



Wat is een leesteken?
A
hoofdletter
B
vraagteken
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag


Wat is een zinsdeel?
A
vraagwoord
B
onderdeel van een zin
C
leesteken
D
zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag


Welk woord is een werkwoord?
A
fiets
B
springen
C
blauwe
D
want

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin: 'De leerlingen maken huiswerk'?
A
De leerlingen
B
maken
C
huiswerk
D
de zin heeft geen onderwerp

Slide 10 - Quizvraag

Welke werkwoordsvorm hoort bij de verleden tijd?
A
gaan
B
liep
C
rennen
D
loopt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van de tegenwoordige tijd?
A
speelt
B
speelde
C
won
D
brandde

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
werkwoord
B
naam van een persoon, dier of ding
C
vraagwoord
D
lidwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is een lidwoord?
A
of
B
een
C
zij
D
grote

Slide 14 - Quizvraag

Welke letter is een klinker?
A
B
B
D
C
O
D
P

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een medeklinker?
A
A
B
E
C
I
D
T

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is een vraagwoord?
A
wat
B
springt
C
groot
D
hond

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
gegeten
C
lezen
D
beet

Slide 18 - Quizvraag

16. Welk woord is een voltooid deelwoord?
A
verslapen
B
kijkt
C
dronk
D
speelde

Slide 19 - Quizvraag