Onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Beantwoord de volgende theorie vragen.

Slide 2 - Tekstslide

Bij de regelmatige werkwoorden in de past simple komt er ........... achter het werkwoord.

Slide 3 - Open vraag

Bij de present perfect komt er ......... of ......... voor het werkwoord

Slide 4 - Open vraag

Bij de regelmatige werkwoorden in de present perfect komt er ............. achter het werkwoord.

Slide 5 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. 
volgorde: present simple - past simple - present perfect.

Slide 6 - Tekstslide

To be - ..................... - ......................

Slide 7 - Open vraag

To do -............... - ...................

Slide 8 - Open vraag

To fight -............... - ................

Slide 9 - Open vraag

To drive - .............. - .................

Slide 10 - Open vraag

To go - ................. - ...................

Slide 11 - Open vraag

To know - .............. - ..............

Slide 12 - Open vraag

To keep - ................ - .................

Slide 13 - Open vraag

To meet - ................ - ................

Slide 14 - Open vraag

To speak - ................ - ................

Slide 15 - Open vraag

Vul de past simple in.
Regelmatige & onregelmatig 

Slide 16 - Tekstslide

John and Amy ........... (swap) things.

Slide 17 - Open vraag

She........... (wash) her hair.

Slide 18 - Open vraag

He ............ (fall) down the stairs.

Slide 19 - Open vraag

She ............ (lose) the game.

Slide 20 - Open vraag

Susan ............. (dance) with Peter.

Slide 21 - Open vraag

Dylan ............. (take) his grandpa to the doctor.

Slide 22 - Open vraag

Vul de present perfect in. 
Regelmatig & onregelmatig.

Slide 23 - Tekstslide

The students ............. (book) a flight to London.

Slide 24 - Open vraag

The teacher............. (lose) the keys, so he can't open the door.

Slide 25 - Open vraag

He............ (invite) his friends.

Slide 26 - Open vraag

They ............... (fall) for each-other.

Slide 27 - Open vraag

They ............ (go) to Spain.

Slide 28 - Open vraag

That's something I ............ (hear) before.

Slide 29 - Open vraag

.......... they never........... (be) to New York?

Slide 30 - Open vraag