Modalverben

Modalverben
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Modalverben

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
Ich kann die Modalverben übersetzen
Ich kann die Modalverben im Satz einsetzen

Slide 2 - Tekstslide

Modalverben

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

können betekent...?

A
kunnen
B
kennen

Slide 7 - Quizvraag

dürfen betekent ….?

A
mögen
B
mogen
C
durven

Slide 8 - Quizvraag

müssen betekent...?

A
moeten
B
mogen

Slide 9 - Quizvraag

sollen betekent...?

A
zullen
B
moeten
C
mogen

Slide 10 - Quizvraag

wollen betekent...?

A
willen
B
wissen

Slide 11 - Quizvraag

mögen betekent..?
A
leuk vinden, lusten, van houden
B
mogen
C
durven

Slide 12 - Quizvraag

wissen betekent …?

A
werden
B
weten
C
wessen

Slide 13 - Quizvraag

"müssen" gebruik je als …?

A
het om een biologische noodzaak gaat
B
als het volgens de wet/regels moet
C
als het van iemand anders moet
D
als het logisch is

Slide 14 - Quizvraag

"sollen" gebruik je als …?

A
als het van iemand anders moet
B
als het logisch is
C
je een vraag stelt over een keuze
D
als het om een wet/regel gaat

Slide 15 - Quizvraag

"sollen" of "müssen":
Ich ______ auf die Toilette gehen!

A
muss
B
soll

Slide 16 - Quizvraag

"sollen" of "müssen":
Wenn ein Auto kommt _______ du stehen bleiben.

A
muss
B
soll

Slide 17 - Quizvraag

"sollen" of "müssen":
________ ich den roten oder den schwarzen Pullover kaufen?

A
muss
B
soll

Slide 18 - Quizvraag

"sollen" of "müssen":
Wenn du eine gute Note für Deutsch willst ______ du gut lernen.

A
muss
B
soll

Slide 19 - Quizvraag

"sollen" of "müssen":
Chris sagt ich _______ heute zum Training kommen.
A
muss
B
soll

Slide 20 - Quizvraag

Geef aan wat je nog moeilijk vindt!

Slide 21 - Open vraag

Geef aan wat je zelf kan doen om je resultaten verbeteren!

Slide 22 - Open vraag