de romeinen

Hoe noemden de Romeinen de grens van het Romeinse Rijk?
A
De grens
B
De Limes
C
De Rijn
D
De overkant
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hoe noemden de Romeinen de grens van het Romeinse Rijk?
A
De grens
B
De Limes
C
De Rijn
D
De overkant

Slide 1 - Quizvraag

wat is het Romeinse rijk?
A
Alle landen waar de Romeinen de baas waren.
B
Dat Romeinse soldaten heel rijk waren.
C
Alle Romeinse goden bij elkaar.

Slide 2 - Quizvraag

Dit is "Romeins toiletpapier"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Hoe zag een Romeins fort eruit?
A
Een fort op palen
B
Een rechthoekig fort, er liep een weg langs.
C
Een rond fort rond, met een gracht er omheen.
D
Een ovaal fort, op een heuvel.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe bewaakten de Romeinen de grenzen?
A
Met knotsen en speren
B
Niet
C
Met forten en strenge bewaking

Slide 5 - Quizvraag

Wat aten de Romeinen veel?
A
Kaas, groenten, peulvruchten en granen
B
Brood, koek, vis en vlees
C
Worst en vlees

Slide 6 - Quizvraag

De Romeinen namen producten mee. Welke hadden de Germanen nog nooit gezien?
A
Vijgen, olie en spiegels
B
Jassen, Tassen en Mutsen
C
Glas, boten en broden
D
Schilderijen, Aardewerk en kwasten

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer veroverden de Romeinen ons land?
A
1000 jaar voor onze jaartelling.
B
Het begin van onze jaartelling.
C
In het jaar 1000 na onze jaartelling.
D
Ongeveer 2000 jaar geleden

Slide 8 - Quizvraag

Welke schoenen droegen de Romeinen?
A
Sandalen met sokken
B
Sandalen met spijkers
C
Klompen
D
Laarzen

Slide 9 - Quizvraag

Wat vind je niet in Romeinse huizen?
A
Spiegels
B
Vloeren van stro
C
Riool
D
Centrale verwarming

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kon het Romeinse leger zich snel verplaatsen?
A
Zandwegen en tunnels
B
Brede wegen, tunnels en aquaducten
C
Tunnels, brede wegen en viaducten

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werd een waterleiding genoemd bij de Romeinen?
A
Een viaduct
B
Een aquaduct
C
Een riool
D
Een waterduct

Slide 12 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Een douche
B
Een amfitheater
C
Een zwembad
D
Een badhuis

Slide 13 - Quizvraag

De hunebedbouwers verplaatsten hun akkers af en toe, waarom deden ze dat?
A
Ze ontdekten telkens nieuw land.
B
Ze gingen vaak verhuizen.
C
Dan was het land wat dichter bij hun huis.
D
Omdat de grond dan kon herstellen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen Romeins huis?
A
Een villa
B
Een stenen huis
C
Een huis met twee verdiepingen
D
Een houten huis

Slide 15 - Quizvraag

Waarom wonnen de Romeinen vaak de veldslagen.
A
Ze waren veel slimmer.
B
Omdat ze goed georganiseerd waren.
C
Ze hadden een goede wapenuitrusting.
D
Omdat ze zich snel konden verplaatsen.

Slide 16 - Quizvraag

Wat doet een archeoloog?
A
Hij helpt oude mensen.
B
Hij maakt tentoon- stellingen van oude dingen.
C
Hij graaft oude dingen op en maakt tekeningen van de opgravingen.
D
Hij vertelt op scholen wat de hunebedden staan.

Slide 17 - Quizvraag

Waarvoor gebruikten de band-keramiekers aardewerken potten?
A
Om mee te vissen.
B
Om cadeau te geven.
C
Om hun voorraad in te bewaren.
D
Om in te koken.

Slide 18 - Quizvraag

Welke voorwerpen werden er gevonden van de eerste mensen?
A
Aardewerk en glazen.
B
Sieraden en pijlen.
C
Munten
D
Pannen en messen.

Slide 19 - Quizvraag

Waarom worden de hunebedbouwers ook wel het trechterbekersvolk genoemd?
A
Omdat hun monden op trechters leken.
B
Ze maakten bekers in de vorm van een trechter.
C
Ze gebruikten trechters om hun eten op te gieten
D
Omdat ze trechtervormige lepels gebruikten.

Slide 20 - Quizvraag

Waar werden hunebedden voor gebruikt?
A
Om in te wonen.
B
Om voorraden in te bewaren.
C
Om mensen in te verzorgen
D
Om hun doden in te begraven.

Slide 21 - Quizvraag

Waarvoor werd vuursteen gebruikt?
A
Als lepels
B
Als ruilmiddel en voor pijlpunten.
C
Om zout mee te maken.
D
Voor sieraden

Slide 22 - Quizvraag