Oncologie

Oncologie - algemene kennis
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Oncologie - algemene kennis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn jouw ervaringen met kanker?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tumor is de latijnse benaming voor
A
Pijn
B
Zwelling
C
Groep cellen
D
Gestoorde functie

Slide 4 - Quizvraag

Een tumor is van oorsprong een woord uit het Latijn en betekent letterlijk 'zwelling'. Heel vaak wordt de term echter binnen de geneeskunde gebruikt voor een groep cellen.
Tumor

  • Een zwelling (vochtophoping in de weefsels) of een gezwel (woekering van cellen)
  • Is niet per definitie kwaadaardig
  • Cellen delen zich voortdurend gestuurd door DNA. (Foute cellen dus ook.) Als de cel ontregelt raakt dan kan het zijn dat de cel andere informatie krijgt, en verandert de celdeling -> Dit geeft een ongeremde groei van cellen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benigne tumor





  • Gezwel groeit niet door andere weefsels heen.
  • Kan niet uitzaaien naar andere organen.
  • Kan drukken tegen omliggende weefsels/organen.

Voorbeelden:
  • verruca = een wrat
  • fibroom = steelwrat
  • poliep = een gezwel op een steeltje (op slijmvlies)
  • een vleesboom in de baarmoeder
  • lipoom = een knobbel van vetweefsel
  • keloïd = wildvlees, abnormale toename littekenweefsel



Maligne tumor




  • Kanker
  • Kan in omliggende weefsels en organen groeien.
  • Kan uitzaaien.
  •  Kankercellen blijven maar delen + negeren signalen om te stoppen met delen en af te sterven.
  • Kankercellen kunnen afweersysteem omzeilen.
Voorbeelden:
  • Carcinomen: ontstaan uit epitheelcellen (adenocarcinoom, basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom, urotheelcarcinoom)
  • Hematologische kanker: kwaadaardige afwijkingen van het bloed, de bloedvormende organen (zoals het beenmerg en de milt) en de lymfeklieren.
  • Sarcoom: zeldzame en kwaadaardige tumor van het steun- en bindweefsel
       

Slide 6 - Tekstslide

Het carcinoom is het meest voorkomende type kanker. Bekende voorbeelden zijn mammacarcinoom (borstkanker), colorectaal carcinoom (darmkanker) en longcarcinoom (longkanker).
Epitheelcellen bedekken de oppervlakten van het lichaam, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant. Zo bestaat de bovenste laag van de huid, de darm en van de mond- en keelholte uit epitheelcellen.

Een sarcoom is een zeldzame en kwaadaardige tumor van het steun- en bindweefsel. Deze vorm van kanker kan bijvoorbeeld ontstaan in:

    spieren
    zenuwen
    vet
    bloedvaten
    lymfevaten
    bindweefsel
    kraakbeen
    bot



Wat weet je over metastase?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzaaiingen = metastasen

Via welke weg?
  • Lymfeklieren
  • Bloedbanen
  • Via afvoerwegen/kanalen organen
  • Via weefselvocht (liqour, pleuravocht)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzaaiing (metastase)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goedaardig gezwel
Kwaadaardig gezwel
Groeit niet door weefsels
Verspreidt zich NIET door het lichaam
Fibroom, keloïd, verruca, lipoom
Kan door omliggende organen en weefsels groeien
Cellen kunnen zich verplaatsen door het lichaam via bloed en lymfe
carcinoom, sarcoom, melanoom
Maligne
Benigne

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voor komende kanker?
A
Huidkanker
B
borstkanker
C
longkanker
D
prostaatkanker

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk verschillende oorzaken van kanker.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van kanker
  • Meerdere fouten in dezelfde cel heeft tot gevolg dat de cel zich ongecontroleerd gaat delen
  • Bij 35 - 50% van de personen die kanker krijgen heeft ongezond leven invloed gehad
  • Bij 15-20% van alle personen die kanker krijgen, is de ziekte ontstaan door een virus of bacterie (zoals bij Baarmoederhals-kanker)
  • Bij 5% van de personen heeft het deels met aanleg te maken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

* Carcinogeen of kankerverwekkend betekent dat wanneer men in contact met de stof komt, dit kanker kan veroorzaken. Hoe kankerverwekkender de stof en hoe vaker en intensiever het contact, hoe groter de kans is dat men daadwerkelijk kanker krijgt.
EBV; Epstein Barrvirus
HBV: Hep B (ontsteking v.d. lever)
Ioniserende stralen: Bijv. röntgen 
Een oncogen is een gen dat kanker kan veroorzaken.
HPV: Humaan Pappillova virus
HIV: humaan immunodeficiëntievirus


Bij meisjes is HPV geassocieerd met onder andere ...
A
mammacarcinoom
B
ovariumcarcinoom
C
cervixcarcinoom
D
coloncarcinoom

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem eens een symptoom van kanker?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10 symptomen!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke onderzoeken
  • palpatie
  • laboratoriumonderzoek
  • cytologisch onderzoek
  • scopie en evt biopt
  • röntgenonderzoek
  • MRI, CT of PET scan

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Als het gewenst is om tijdens een operatie snel een diagnose te stellen, wordt een vriescoupe gemaakt. Dit komt bijv. voor als het voorafgaand aan de operatie onzeker is of een afwijking kwaadaardig is. Ook kan het zijn dat de chirurg tijdens de operatie iets onverwachts tegenkomt. Op dat moment wordt een biopt afgenomen en ter plekke door een analist van het laboratorium bewerkt. Het verwijderde weefsel wordt eerst bevroren. Daarna worden er coupes gesneden die handmatig een HE-kleuring krijgen. De patholoog stelt vervolgens direct de diagnose, op basis waarvan wordt bepaald hoe de operatie verder dient te verlopen.
Welke behandeling?
Curatief -> gericht op genezing
Adjuvant -> toegevoegde behandeling om achtergebleven kankercellen te vernietigen.
Neo-adjuvant -> vooraf aan operatie/bestraling, tumor beter behandelbaar.
Palliatief -> gericht op comfort, verzachtend beleid.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld adjuvant: Hormoontherapie na de chemo, om achtergebleven kankercellen te vernietigen

Voorbeeld neo-adjuvant: Ook een hormoontherapie die gegeven wordt meestal naast de chemo therapie, voorafgaand aan de operatie.
Met welke zorgproblemen krijg je te maken?
  • Vermoeidheid
  • Mondproblemen
  • Misselijkheid en braken
  • Koorts en infecties
  • Huidproblemen
  • Haarverlies
  • Pijn
  • Jeuk
  • Emotionele zorg / stemmingswisselingen / depressiviteit / onzekeheid

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie bevolkingsonderzoeken zijn er in Nederland? Onderzoek op ...

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit heb ik nog gemist in de les

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies