,

H2B Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord

N E D E R L A N D S
Welkom H2B!
Voorbereiding les:


-Leesboek op tafel
        -Boek en schrift op tafel

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Introductie

Les over zinnen en zinsstructuur.

Onderdelen in deze les

N E D E R L A N D S
Welkom H2B!
Voorbereiding les:


-Leesboek op tafel
        -Boek en schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lekker lezen in je leesboek! 
2. Herhaling 'bijwoord'
3. Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Maak een zin met een lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en een persoonlijk voornaamwoord.



Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les
Aan het einde van de les kan je bijwoorden (herhaling), aanwijzende voornaamwoorden en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling bijwoord

Slide 5 - Tekstslide

Het bijwoord geeft extra informatie over:
een werkwoord

een ander bijwoord

een bijvoeglijk naamwoord

de plaats

de tijd


restwoordjes

De trein rijdt snel.

De trein rijdt erg snel.

De erg snelle trein is te vroeg.

hier, er, daar, (n)ergens, waar

nu, soms, 's morgens, gauw, wanneer, plotseling

hoe, wel, toch, ook, nog, immers, nauwelijks

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de website.

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Slide 8 - Open vraag

Nieuw

aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord



Filmpje

Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a.
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde.

- Aanw.vnw kan voor een zn staan, maar ook alleen.
- Een aanw.vnw kan ook terugwijzen naar hele zin.


Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Mag ik een pen van jou? 
Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1 wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2 een specifieke pen.

Slide 11 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
'Die' en 'dat' horen bij meerdere woordsoorten.
Ze zijn alleen aanwijzende voornaamwoorden als je ze kunt vervangen door 'deze'of 'dit'.

Slide 12 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw):
wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Bijvoorbeeld:
Welke spieren train je met hardlopen?




Slide 13 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Soms staat een vr.vnw in het midden, dan een vraag maken. Bijvoorbeeld:
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
Wie komen er morgen op je verjaardag, weet jij dat?
Wie = vragend voornaamwoord




Slide 14 - Tekstslide

Schematisch
Soort
Afkorting
Voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord
aanw.vnw
deze, die, dit dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde
Vragend voornaamwoord
vr.vnw
wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Slide 15 - Tekstslide

Benoem aanw.vnw en vr.vnw
1. Van wie is die mooie sjaal?
2. Wat heb je met deze boeken gedaan?
3. Laat me eens zien welke sneakers je op die website hebt besteld.
4. Die verkreukelde kaarten zijn niets meer waard.
5. In deze regio van Italië sneeuwt het regelmatig.

Slide 16 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
§4 Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
Opdracht 1 t/m 5
 
Hoe:
In je boek
Hulp:
Theorie op blz. 212
Klaar:
Keuze:
-Oefen De Brug Meestromen.
-Lezen in je leesboek

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting
1. Maak een zin met een bijwoord.
2. Maak een zin met een aanwijzend voornaamwoord.
3. Maak een zin met een vragend voornaamwoord.

Dit mag ook allemaal in één zin, hoeft niet ;-)! 

Slide 18 - Tekstslide