Fictie H1 - fictie en non-fictie (+realistisch vs. niet realistisch)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Fictie H1 - fictie en non-fictie (+realistisch vs. niet realistisch)

Doel: je kent de bovenstaande begrippen en je kunt ze toepassen op je eigen leesboek.

Vandaag

• Fictie
• Non-fictie
• Realistisch fictie
• Non-realistisch fictie

Fictie (noteren)

Fictie = alles wat verzonnen is.

Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.

Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch.

Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken

Non-fictie = alles wat niet verzonnen is.

Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

1. fictie
2. non fictie

1. fictie
2. non fictie

1. Fictie
2. Non-fictie

1. Fictie
2. Non-fictie

Wat is dit?

1. fictie
2. non-fictie

Vormen van fictie zijn:

1. Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
2. Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
3. Krant, tijdschriften, poster

Voorbeelden van non-fictie zijn:

1. schoolboeken / krantenartikelen
2. De musical 'Cats'
3. sprookjes / stripverhalen
4. boeken van Carry Slee

Noteer in je schrift de volgende vragen

1. Is jouw boek fictie of non-fictie? Leg uit waarom.

2. Is jouw boek realistisch of niet realistisch? Leg uit waarom. Geef voorbeelden uit het boek.

aan de slag

maken: H1,1 opdracht 2, 6, 7, 8

De opdrachten maak je online

De teksten lees je uit je boek.

Geef antwoord op de twee vragen die jij in je schrift hebt geschreven.