In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Toets 2 KT2
LE 7: werken met vrijwilligers
LE 8: Vergaderen en onderhandelen
LE 9: Public relations
LE 10: fondsenwerving en sponsoring
LE 11: Begroting en budgetteren
LE 12: Projectrapportage en presentatie
Slide 1 - Tekstslide
LE 7: werken met vrijwilligers
Slide 2 - Tekstslide
Welke onderwerp behoort NIET tot het Vrijwilligersbeleid?
A
motiveren
B
deskundigheid bevorderen
C
afspraken maken
D
werven en plaatsen
Slide 3 - Quizvraag
1. vaststellen van de procedure
2. het plaatsen van vrijwilligers
3. inventariseren van de kwaliteiten en wensen van de vrijwilligers
4. maken van een functie- en taakomschrijving
5. inventariseren van de taken die uitgevoerd moeten worden
6. selecteren van de wervingsmethode(n)
Slide 4 - Sleepvraag
Welke stelling(en) over vrijwilligers is/zijn juist?
I. Het merendeel van de vrijwilligers meldt zichzelf aan om vrijwilligerswerk te doen. II. Jongeren zijn vooral geïnteresseerd in vrijwilligerswerk in de sport.
A
Beide stellingen zijn onjuist.
B
Beide stellingen zijn juist.
C
Alleen stelling II is juist.
D
Alleen stelling I is juist.
Slide 5 - Quizvraag
Welke stellingen over wat volgens de Belastingdienst een vrijwilliger is, zijn juist? I. Een vrijwilliger is iemand die werkzaamheden verricht bij een sportvereniging zonder winstoogmerk. II. Een vrijwilliger is iemand die werkzaamheden verricht bij een sportvereniging zonder dat hij een vergoeding ontvangt.
A
Beide stellingen zijn onjuist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Alleen stelling I is juist.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het maximale bedrag van de vrijwilligersvergoeding volgens de belastingdienst?
A
1000 euro
B
1500 euro
C
250 euro
D
500 euro
Slide 7 - Quizvraag
Voor het organiseren van de sportdag aan het einde van het schooljaar heb je een LOII-klas van een middelbare school als vrijwilligers tot je beschikking. Leg uit hoe je te werk gaat bij het selecteren en plaatsen van de vrijwilligers. Leg uit wat je doet en waarom je dit doet.
Slide 8 - Open vraag
LE 8: Vergaderen en onderhandelen
Slide 9 - Tekstslide
Welke onderwerpen hebben met de communicatiecultuur te maken? Sleep de juiste antwoorden naar het sleepdoel! Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
Sleepdoel
de aard van het overleg
de omgangsvormen tijdens het overleg
de groepsgrootte en rolverdeling
de sfeer tijdens het overleg
Slide 10 - Sleepvraag
Het projectteam besluit bij vergaderingen met een vaste notulist te gaan werken. Tot welk aspect van een vergadering hoort dit besluit?
A
tot de frequentie van het overleg
B
tot de aard van het overleg
C
tot de structuur van het overleg
D
tot de cultuur van het overleg
Slide 11 - Quizvraag
Welke stellingen over de juiste communicatiestructuur zijn juist? I. In kleine groepen is de cirkelstructuur de meest gewenste communicatiestructuur. II. In grote groepen werkt de sterstructuur het beste.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.
Slide 12 - Quizvraag
Bij de organisatie van je evenement maak je gebruik van vrijwilligers (medewerkers). Een week voor het evenement plan je een overlegmoment, waarbij alle vrijwilligers aanwezig zijn. Leg uit welke vergadercultuur en structuur je hanteert. En wat de bedoeling is van dit overleg moment. Leg ook uit waarom juist deze cultuur, structuur en bedoeling.
Slide 13 - Open vraag
LE 9: Public relations
Slide 14 - Tekstslide
1) Met welke onderwerpen heeft public relations iets te maken? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist. Sleep de goede antwoorden naar het vak.
Goede antwoorden
met het verbeteren van de aangeboden diensten
met het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van het personeel
met het vergroten van de naamsbekendheid
met het onderhouden van goede contacten tussen organisatie en omgeving
Slide 15 - Sleepvraag
3) Plaats de stappen die je neemt om het imago van je organisatie te verbeteren in logische volgorde van eerste (stap 1) tot de laatste (stap 4).
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Werk aan een positief imago
Wat beweegt mijn publieksgroep?
Welke boodschap wil je communiceren
Maak het waar!
Slide 16 - Sleepvraag
LE 10: fondsenwerving en sponsoring
Slide 17 - Tekstslide
Welke kenmerk of voorbeeld hoort bij indirecte fondsenwerving?
A
Het gaat alleen om geld, niet om goederen of diensten.
B
Het verkopen van oliebollen of pannenkoeken.
C
Hierbij vraagt de gever niets terug.
D
Er wordt een tegenprestatie van de ontvanger verwacht.
Slide 18 - Quizvraag
De sponsor biedt aan om iemand te leveren die zorgt dat de inschrijving gemakkelijk digitaal kan plaatsvinden. Wat heeft deze sponsor het project te bieden?
A
financiële middelen
B
accommodatie
C
dienstverlening
D
materiële middelen
Slide 19 - Quizvraag
Welke stellingen over het opstellen van een sponsorcontract zijn juist? I. Het opstellen van een sponsorcontract is in alle gevallen noodzakelijk. II. Het vastleggen van de afspraken is noodzakelijk.
A
Alleen stelling II is juist.
B
Beide stellingen zijn onjuist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Alleen stelling I is juist
Slide 20 - Quizvraag
LE 11: Begroting en budgetteren
Slide 21 - Tekstslide
Bij grote projecten wordt een begroting opgesteld voor meerdere projectfasen. aan de linker kant staan voorbeelden van begrotingen. Aan de rechterkant staan drie fasen van projectplanning. Bij welke fase horen de begrotingsvoorbeelden? (sleep de begrotingsvoorbeelden naar de juiste fase)
Voorbeelden van begrotingen
Fase
Voorbereidingsfase
Initiatieffase
Uitvoeringsfase
Raming van projectkosten
Begroting van alle activiteiten afzonderlijk
Werkbegroting
Slide 22 - Sleepvraag
In de linker kolom staan voorbeelden van kosten. In de rechterkolommen staan vier categorieën kosten. Tot welke categorie horen de voorbeelden?
Voorbeelden van kosten
categorie
Bijkomende kosten
Organisatiekosten
Materiaalkosten
Locatiekosten
huur parkeerplaats
kosten voor transport
kopieerkosten
huur geluidsinstallatie
Slide 23 - Sleepvraag
Kees Dwarsveld heeft een winkel voor sportartikelen. Hij overweegt een nieuw type sportschoen in het assortiment op te nemen. Voor ieder exemplaar dat hij inkoopt, betaalt hij behalve de inkoopprijs van € 147,50 tevens verpakkings- en registratiekosten van € 2,50 per stuk. Kees schat in dat de constante kosten die hij voor de schoenen zal moeten maken € 750 zullen bedragen. De verkoopprijs voor een paar schoenen heeft Kees vastgesteld op € 225. Er is voor Kees sprake van een break-even afzet bij een aantal van …..
Slide 24 - Open vraag
LE 12: Projectrapportage en presentatie
Slide 25 - Tekstslide
Zet de stappen van de uitvoeringsfase van het opstellen van een projectrapportage in juiste volgorde van begin tot einde. Sleep de onderdelen naar het rechtervak en plaats ze daar op volgorde.
Stap
Volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
het rapport controleren
het materiaal verzamelen
het rapport schrijven
het materiaal ordenen
Slide 26 - Sleepvraag
Zet de stappen van de uitvoeringsfase van het opstellen van een projectrapportage in juiste volgorde van begin tot einde. Sleep de onderdelen naar het rechtervak en plaats ze daar op volgorde.
Stap
Volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
het rapport controleren
het materiaal verzamelen
het rapport schrijven
het materiaal ordenen
Slide 27 - Sleepvraag
Welke onderwerpen horen tot de samenvatting van een projectrapportage? Sleep de juiste antwoorden naar het vak.