In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Geef aan of er sprake is van formele of informele productie.
- Vrijwilligerswerk doen bij de voetbalclub.
-Iedere vrijdag werken in de nagelstudio.
Welke 3 productiefactoren hadden we?
5.1 Hoe produceer je?
Wat is de toegevoegde waarde Scooterwinkel?
Voorbeeld van 21% BTW
Voorbeeld van 9% BTW
Voorbeeld van 0% BTW
BTW ?
Consumentenprijs ?
Verkoopprijs ?
Nike schoenen kosten in de winkel € 125,95. De inkoopprijs is
€ 50. De btw is € 21,85. Bereken de brutowinstmarge.
1 - Het bezorgen van brood door een bakkerij.- Het verzorgen van rondleidingen in een oud kasteel.
2 a informele productie
b formele productie
c informele productie
d formele productie
3 Alle middelen die je nodig hebt om te produceren: natuur, arbeid en kapitaal(goederen)
Arbeid
Kapitaal
Natuur
leraar
monteur
schoonmaker
computer
fabriekshal
vrachtwagen
vee
tarwe
zonlicht
5 Toegevoegde waarde.
6 a kapitaalintensief
b kapitaalintensief
c arbeidsintensief
d arbeidsintensief
6 Bijvoorbeeld:
- Er is technisch meer mogelijk, er komen steeds nieuwe machines en apparaten.
Wat hebben jullie vandaag voor nieuws geleerd?
Huiswerk oefenopgaven paragraaf 5.1 en 5.2
Volgende les herhalen hoofdstuk 5.