clase 9 - P4 - martes 4 de junio 2024

Clase 9 - P4 - martes 4 de junio 2024
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Clase 9 - P4 - martes 4 de junio 2024

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
Leerdoelen:

1. We kijken kort terug op de tussentijdse toets
2. Ik leer het verschil in betekenis en gebruik van de woorden 'muy' en 'mucho' 
3. Ik herhaal de regelmatige werkwoorden op -ar




Slide 2 - Tekstslide

Muy & mucho
Muy betekent 'erg, zeer, veel...'  --> een onveranderlijk woord

1) muy + bijvoeglijk naamwoord    --> Argentina es muy grande.
2) muy + bijwoord                                --> Mi familia está muy bien.

Slide 3 - Tekstslide

Muy & mucho
Mucho betekent 'veel' 

1) Mucho/a/os/as + zelfstandig naamwoord
--> En Madrid hay (is er) mucho tráfico.
2) werkwoord + mucho/a/os/as        
--> Tengo muchos libros.
--> Me gusta mucho ir al cine.

Slide 4 - Tekstslide

Welk zinnetje is juist?
A
Me gusta muchos.
B
Tengo muchos amigos.
C
No tengo muy amigos.
D
No tengo muchas libros.

Slide 5 - Quizvraag

Welke zinnetjes passen bij deze afbeelding?
No me siento muy bien.
Estoy enfermo.
¡Me siento perfectamente bien!
Hoy me siento super bien.
Me siento muy mal.

Slide 6 - Sleepvraag

MUY: heel, veel, erg...
Muy  bien.  Muy mal. Muy cerca. Muy lejos. 

Tengo mucho trabajo. 
Hay mucha gente.
Nosotros tenemos muchos amigos. 
Organizamos muchas actividades.
Está muy cerca de la escuela.


Slide 7 - Tekstslide

Verschil tussen 'muy' en 'mucho'

Slide 8 - Tekstslide

alegre
vrolijk
oro
goud
vecina
buur-vrouw
ganar
verdienen
médicos
dokters
dulces
snoepjes
nubes
wolken
campo
platteland
habitación
kamer
novio
verloofde
divertido
grappig
muy
of:
mucho/a
muchos/as
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

IR=Gaan             IR A=Gaan naar/going to
yo
voy a
vas a
el/ella/usted
va a
nosotros
vamos a
vosotros
váis a
ellos/ellas/ustedes
van a
Ir = gaan                         Ir + a = gaan naar

Slide 10 - Tekstslide

ir

Slide 11 - Tekstslide

Zinnen maken
Wie?
Waarheen?
Hoe?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide