Herhaling TH 1 & 2

Welcome
Grab something to write on.

Today:
- Revise prepositions of direction
- Revise questions
- Revise negations
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome
Grab something to write on.

Today:
- Revise prepositions of direction
- Revise questions
- Revise negations

Slide 1 - Tekstslide

                           Independently

Where? Hand-outs
What? Pak een hand-out (voorin) naar keuze en ga deze maken. Kijk hem vervolgens na. 
How? Individually
Help? No questions
Time? 30 minutes
Finished? Slim stampen grammatica
Readtheory.org / british council

                        With teacher

Where? With the teacher
What? Ik herhaal de uitleg en gezamenlijk gaan wij extra oefenen. 
How? Together with me
Help? Ask the teacher
Time? 30 minutes

Slide 2 - Tekstslide

Welke prepositions of direction ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

Prepositions of direction
across
naar de overkant
After
achterna
Along
langs
Alongside
gelijk op met
Around
omheen
Down
naar beneden
From
van
Into
in
Off
van...af
Onto
op
Out of
uit
Over
overheen
Past
voorbij
Round
rond
To
naar
Through
door
Towards
naar...toe
Up
naar boven 

Slide 4 - Tekstslide

Prepositions of direction
voorzetsels 
across
over
around
in(to)
through
along

Slide 5 - Sleepvraag

Preposition of direction:
She ran .... me.
A
over
B
into
C
through
D
off

Slide 6 - Quizvraag

Preposition of direction:
Can you get the meat ... the freezer?
A
into
B
off
C
over
D
out of

Slide 7 - Quizvraag

Preposition of direction:
She ran .... me.
A
over
B
into
C
through
D
off

Slide 8 - Quizvraag

Preposition of direction:
Can you get the meat ... the freezer?
A
into
B
off
C
over
D
out of

Slide 9 - Quizvraag

Wat weet je nog over vragende zinnen maken?

Slide 10 - Woordweb

Vraagzinnen maken
Staat er een vorm van to be of can, could, will, would, should, may, might en must in de zin? Wissel dan de persoonsvorm om met het werkwoord. 

VB.
Monkeys can climb trees -> Can monkeys climb trees?

Slide 11 - Tekstslide

Has got
Hetzelfde geldt voor has got alleen blijft got staan. 

VB. 
I am 15 years old. -> Am I 15 years old?
She has got brown hair. -> Has she got brown hair? 

Slide 12 - Tekstslide

Wat als er niet zo'n woordje staat?
Dan gebruik je do/does/did

VB
Lions live in the wild. -> Do lions live in the wild?
My grandmother likes pancakes. -> Does my grandmother like pancakes?*
They swam across the lake. -> Did they swim across the lake?**

*= Let op dat het werkwoord geen 's' krijgt als je does gebruikt.
** = Let op dat je het werkwoord niet in de verleden tijd schrijft na 'did'

Slide 13 - Tekstslide

Turn into a question:
Amber has got great friends.

Slide 14 - Open vraag

Turn into a question:
Jack is funny.

Slide 15 - Open vraag

Turn into a question: She likes adventures.

Slide 16 - Open vraag

Turn into a question:
I watched a movie yesterday.

Slide 17 - Open vraag

Turn into a question: My dog is always happy.

Slide 18 - Open vraag

Wat weet je nog over ontkennende zinnen maken

Slide 19 - Woordweb

Ontkennende zinnen maken
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is gebruik je hiervoor het woordje not.

Staat er een vorm van  to be, can, could, will, would, should, may, might, en must? Dan plak je not achter dat werkwoord.

VB. 
She is a lawyer                                             She is not/isn't a lawyer
They should take some time off.        They should not/ shouldn't take some time off.



Slide 20 - Tekstslide

Ontkennende zinnen maken
Staat er geen vorm van to be, can, could, should, will, would, may, might of must in de zin?
Dan zet je do not/don't, does not/doesn't of did voor het werkwoord.

VB.
I travel by train.                                 I don't/do not travel by train.
She works in that building.         She doesn't/does not work in that building 
They visited Manchester.             They didn't/did not visit Manchester.

Slide 21 - Tekstslide

Turn into a negation (ontkenning):
Marlies was lazy last week.

Slide 22 - Open vraag

Turn this sentence into a negation (= ontkenning):
His sister lives in Budapest.

Slide 23 - Open vraag

Turn into a negation (ontkenning) :
I forgot to take the book with me.

Slide 24 - Open vraag

Turn into a negation (ontkenning):
Eric visited his grandpa last night.

Slide 25 - Open vraag

End of the lesson
- Any questions? 

Bring your books/laptops to class tomorrow. We are going to start with Theme 3. 

See you then

Slide 26 - Tekstslide