Administratie H3 | interactief

Administratie H3 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Administratie H3 

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
  • boekingsstukken verwerken in de boekhouding
  • welke boekingsstukken bijdragen aan de winst van een bedrijf
  • waarom een bedrijf een boekhouding bijhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

Schulden/vreemd vermogen
Een bedrijf heeft een schuld wanneer een persoon of instelling nog geld van het bedrijf krijgt.
In een bedrijf noemen we deze schuld ook wel vreemd vermogen
Hieronder staan de verschillende voorbeelden van vreemd vermogen:

1. Hypotheek                        2. Lening                           3. Crediteuren                    4. Te betalen BTW

Slide 3 - Tekstslide

Bezittingen
Bezittingen zijn zaken die van het bedrijf zijn. 
Je kunt deze onderverdelen in de volgende groepen:
1. Gebouwen                             2. Inventaris           3. Voorraad                    4. Kas               5. Bank
6. Debiteuren              7. Te vorderen BTW

Slide 4 - Tekstslide

Gebouw is een voorbeeld van een?
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 5 - Quizvraag

Een kantoorpand is een voorbeeld van een
A
bezitting
B
schuld

Slide 6 - Quizvraag

Chartaal geld is een voorbeeld van welke bezitting
A
kas
B
bank
C
te vorderen btw
D
debiteuren

Slide 7 - Quizvraag

Leveranciers die je nog moet betalen noemt een bedrijf
A
te betalen btw
B
Een lenig
C
crediteuren
D
hypotheek

Slide 8 - Quizvraag

Het geld dat de eigenaar zelf in het bedrijf stopt noemen we
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen

Slide 9 - Quizvraag

Inventaris is een bezit. Noem 3 artikelen die bij de inventaris van een kledingwinkel horen.

Slide 10 - Open vraag

of
 lening 

 Bank 
 voorraad goederen 
bezit 
schuld 
crediteuren 

Debiteuren 
Inventaris

Slide 11 - Sleepvraag

Stel je voor dat je een eigen bedrijf hebt dat schoonmaakdiensten aanbiedt. Beschrijf één bezitting en één schuld die je bedrijf zou kunnen hebben.

Slide 12 - Open vraag

Boekingsstukken
Verandering in bezit of schuld moet het bedrijf een bewijs, een boekingsstuk, hebben.

Verschillende boekingstukken zijn:
  • kassabon, een (in/verkoop)factuur of een bankafschrift.

Slide 13 - Tekstslide

Boekingsstukken

Slide 14 - Tekstslide

Geef aan of het formulier een boekingsstuk is of niet.
Een bankafschrift
A
Boekingsstuk
B
Geen boekingsstuk

Slide 15 - Quizvraag

Geef aan of het formulier een boekingsstuk is of niet.
Inkoopfactuur
A
Boekingsstuk
B
Geen boekingsstuk

Slide 16 - Quizvraag

Geef aan of het formulier een boekingsstuk is of niet.
Een intern bestelformulier
A
Boekingsstuk
B
Geen boekingsstuk

Slide 17 - Quizvraag

Geef aan of het formulier een boekingsstuk is of niet.
Kassabon
A
Boekingsstuk
B
Geen boekingsstuk

Slide 18 - Quizvraag

Geef aan of het formulier een boekingsstuk is of niet.
Orderbevestiging
A
Boekingsstuk
B
Geen boekingsstuk

Slide 19 - Quizvraag

Je koopt potloden en betaalt contant. Je ontvangt een kassabon. Wat is het boekingsstuk?
A
De potloden
B
Geld
C
Kassabon
D
De klant

Slide 20 - Quizvraag

Met welk boekingsstuknummer krijgen de volgende boekingsstukken?
3e bankafschrift
A
B3
B
BA
C
AB
D
3B

Slide 21 - Quizvraag

Welke 2 soorten belasting moet een bedrijf betalen?

Slide 22 - Open vraag

Frenk vult de belastingaangifte van Lef.com in. Op de grootboekrekening Te betalen btw staat in totaal € 26.400. Op de grootboekrekening Te vorderen btw staat in totaal € 17.900.
Hoeveel btw moet Lef.com afdragen

Slide 23 - Open vraag

Inkoop
Verkoop
Te betalen btw
Te vorderen btw
Debiteur
Crediteur

Slide 24 - Sleepvraag

Op de balans staan zowel debiteurs als crediteurs. Verbind de term met de juiste toelichting.
Iemand die jij nog moet betalen, bijvoorbeeld een leverancier
Iemand die nog aan jou moet betalen, bijvoorbeeld een klant
Crediteur
Debiteur

Slide 25 - Sleepvraag