10 jaar interpunctie: van punt tot puntkomma

10 jaar interpunctie: van punt tot puntkomma
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 jaar interpunctie: van punt tot puntkomma

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun jij de regels van interpunctie toepassen in zinnen en teksten.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les aan de studenten.
Wat weet jij al over interpunctie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is interpunctie?
Interpunctie zijn leestekens zoals de punt, komma en vraagteken die gebruikt worden om zinnen te structureren en betekenis over te brengen.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat interpunctie is en waarvoor het gebruikt wordt.
De punt
De punt wordt gebruikt aan het einde van een zin. Het geeft aan dat de zin is afgelopen. Bijvoorbeeld: Ik ga naar de winkel.

Slide 5 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van zinnen met een punt en vraag de studenten waar de punt staat en waarom deze daar staat.
De komma
De komma wordt gebruikt om zinnen op te breken en aan te geven waar een pauze in de zin moet komen. Bijvoorbeeld: Ik ga naar de winkel, maar ik heb geen geld.

Slide 6 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van zinnen met een komma en vraag de studenten waar de komma staat en waarom deze daar staat.
Het vraagteken
Het vraagteken wordt gebruikt aan het einde van een vraag. Bijvoorbeeld: Ga je mee naar de winkel?

Slide 7 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van vragen met een vraagteken en vraag de studenten waar het vraagteken staat en waarom deze daar staat.
Het uitroepteken
Het uitroepteken wordt gebruikt om nadruk te leggen op een uitspraak of om een sterke emotie uit te drukken. Bijvoorbeeld: Wat een mooie dag!

Slide 8 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van zinnen met een uitroepteken en vraag de studenten waar het uitroepteken staat en waarom deze daar staat.
De puntkomma
De puntkomma wordt gebruikt om twee zinnen die met elkaar te maken hebben aan elkaar te koppelen. Bijvoorbeeld: Ik ga naar de winkel; ik heb geen geld.

Slide 9 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van zinnen met een puntkomma en vraag de studenten waar de puntkomma staat en waarom deze daar staat.
Oefenen
Laten we oefenen met het toepassen van interpunctie! Geef de studenten een tekst om te lezen en laat ze hier de juiste interpunctie in aanbrengen.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de studenten een tekst om te oefenen met interpunctie.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.