Tekentaal

Tekenta
al
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekenta
al

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al?

Vragen beantwoorden
1. Verzinnen
2. Kiezen
3. Onderzoeken
4. Vaststellen
5. Uitvoeren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is tekentaal volgens jou?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Welk beeld/plaatje vond je het opvallendst en waarom?

Slide 5 - Tekstslide

Grafisch ontwerp

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht:

Je ontwerpt een bewegwijzering voor een van de volgende plekken:
- een spookbos
- de kinderafdeling van een ziekenhuis
- een pretpark

De bewegwijzering bestaat uit een reeks pictogrammen.
De reeks pictogrammen vormt samen een geheel.

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1. - Verzinnen

Verzamel materiaal en beelden (foto's en/of schetsjes) van de ruimte of plek waarvoor jij een bewegwijzering wilt maken. Maak een beeldende mindmap.

Geef daarin antwoord op de volgende vragen:
  • Voor welke ruimte of plek maak jij een bewegwijzering?
  • Voor welke doelgroep is de bewegwijzeirng?
  • Wat is de sfeer van de ruimte of plek?
  • Wat zijn de belangrijkste plekken in deze ruimte?
  • Als een ander jouw bewegwijzering moet volgen, waarover zou jij hem willen informeren?
  • Welk soort tekens of pictogrammen ga je gebruiken voor je bewegwijzering?
  • Aan welke kleuren, vormen, letters en lay-out denk je?



Slide 8 - Tekstslide

Stap 2. - Kiezen

Stel vast:
  • voor welke ruimte of plek je een bewegwijzering gaat maken;
  • welke sfeer je vindt passen bij die plek of ruimte;
  • in welke vorm je de bewegwijzering wilt maken (fotoserie, tekeningen, beeldjes van was, enzovoort).



Slide 9 - Tekstslide

Stap 3. - Onderzoeken

Onderzoek het volgende:
  • Hoe je de sfeer van de ruimte of plek kunt verbeelden in een reeks pictogrammen.
  • Hoe je moet vereenvoudigen om tot een pictogram te komen.
  • Hoe je informatie over de plek of ruimte verbeeldt in een reeks pictogrammen. (Bijvoorbeeld: kassa, gevaar, patatkraam.)
  • Hoe je laat zien dat de verschillende pictogrammen bij elkaar horen.

Eerst ga je verschillende ideeën onderzoeken (onderzoek in de breedte).
Dan ga je één idee uitwerken (onderzoek in de diepte).
De dingen die je onderzoekt, moeten min of meer met elkaar te maken hebben en/of komen logisch uit elkaar voort (samenhangend onderzoek).

Je maakt schetsen, kleurproefjes en materiaalproefjes.

Verzamel alle schetsen, kleurproefjes, enzovoort.



Slide 10 - Tekstslide

Stap 4. - Maken

Kies voor een bepaalde manier van uitvoeren. Als je pictogrammen/bordjes op papier maakt, gebruik dan 4 losse vellen van A4+. De afbeeldingen moeten ongeveer 20 x 20 cm groot worden.


Slide 11 - Tekstslide