We slaan een aantal hoofstukken over en gaan beginnen aan hoofdstuk 6
Wat weten jullie allemaal al over elektriciteit? -->
Slide 1 - Tekstslide
Elektriciteit
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Paragraaf 6.1
Apparaten hebben elektrische energie nodig om te werken.
Een spanningsbron zorgt voor die energie.
Voorbeelden zijn batterijen, accu's en stopcontacten.
Een spanningsbron heeft 2 polen + en -
De energie die een spanningsbron levert aan een apparaat hangt af van de spanning (U) die wordt uitgedrukt in de eenheidVolt (V).
Slide 4 - Tekstslide
Spanning (U)
Op een apparaat staat een spanning. Dit is de 'pompkracht' wat er voor zorgt dat een apparaat werkt. Dat is dus de energie die per seconde geleverd kan worden!
grootheid
symbool
eenheid
symbool
spanning
U
volt
V
Slide 5 - Tekstslide
Spannings-bronnen hebben niet allemaal dezelfde spanning.
Slide 6 - Tekstslide
Stroomsterkte
Stroomsterkte
Stroomsterkte (I) meet je in ampère (A).
Stroomsterkte = de hoeveelheid deeltjes die in een seconde op een bepaalde plek door de draad stromen
Slide 7 - Tekstslide
Overzicht Spanning en Stroomsterkte
Wordt de spanning groter (6V - > 12V) dan stromen er ook meer elektronen door het draad dus wordt de stroom(sterkte) ook groter!