6.1 Europa onder napoleon

EUROPA ONDER NAPOLEON
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

EUROPA ONDER NAPOLEON

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert:
hoe grote staten in Europa de vrede bewaakten  
hoe het nationalisme opkwam 
hoe de Frans-Duitse oorlog ontstond en verliep 
hoe de internationale spanningen toenamen 


Kenmerkend aspect: de politiek-maatschappelijke stromingen (denkrichtingen) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Grote staten
Na de overwinning op Napoleon, in 1815, waren er in Europa zes grote mogendheden (staten): Groot-Brittannië, Rusland, Frankrijk, Oostenrijk, Pruisen en het Ottomaanse rijk.  
 
Tijdens het Congres van Wenen, in 1814-1815, bespraken vijf mogendheden, zonder het Ottomaanse rijk, hoe het vrede kon blijven. 
 
Voortaan zouden ze regelmatig conferenties 
(bijeenkomsten, vergaderingen) houden om bedreigingen van
de vrede aan te pakken. 

Slide 4 - Tekstslide

Volken en staten
In 1815 woonden er in Europa verschillende volken. Bij veel volken was nationalisme ontstaan. Zij voelden zich één natie en streefden naar een natiestaat.  
 
Deze wens kwam niet overeen met de werkelijkheid. Soms leefde één volk verspreid over meerdere staten of leefden verschillende volken samen in multi-etnische staten zoals Oostenrijk, Rusland en het Ottomaanse rijk.  

Slide 5 - Tekstslide

De groeiende wens om natiestaten te vormen, leidde bij de verschillende volken tot opstanden en oorlogen. Hierdoor ontstonden er nieuwe staten, zoals Griekenland, België en Italië. 
 
De politiek-maatschappelijke stromingen 
(denkrichtingen) is een kenmerkend aspect 
van de tijd van burgers en stoommachines. 

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

FRANS- DUITSE OORLOG
Het nationalisme leidde ook tot de Frans-Duitse oorlog (1870-1871). Deze werd in gang gezet door de kanselier van Pruisen, Bismarck .  
 
Tot 1871 bestond Duitsland uit 39 gebieden. Duitse liberalen wilden een verenigd Duitsland en voerden daarom oppositie tegen de Duitse vorsten. 
 
Bismarck probeerde met geweld een verenigd Duitsland te bereiken door van Frankrijk een gezamenlijke vijand te maken. Frankrijk verloor de oorlog en Duitsland werd een natiestaat onder leiding van de koning van Pruisen, die keizer werd.  

 kanselier: Duitse regeringsleider, minister-president 
oppositie: tegenstanders van een regering 

Slide 8 - Tekstslide

Internationale spanningen
Na 1871 groeiden de spanningen tussen staten in Europa. Rusland vergrootte zijn macht ten koste van het Ottomaanse rijk.  
 
Dit deed Rusland door het nationalisme van Ottomaanse volken in Zuidoost-Europa te steunen. Sommige volken verklaarden zich onafhankelijk. Hierdoor verzwakte het Ottomaanse rijk.  
 
Twee Ottomaanse volken, de Serviërs en Bosniërs, raakten met elkaar in conflict. Dit leidde uiteindelijk tot de Eerste Wereldoorlog. 

Slide 9 - Tekstslide

Oostenrijk en Bulgarije pakken delen van het Ottomaanse rijk

Slide 10 - Tekstslide

Napoleon Bonaparte

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Zelfstandig aan het werk
Maken p. 6.1
Klaar? Werk h4 en h5 nakijken en aftekenen.

Vrijdag is er tijd om aan het P.O. te werken, vandaag alleen aan je werk.

Slide 12 - Tekstslide