Hfd2 Afstanden in vlakke figuren

Welke vraag hoort bij
de afbeelding hiernaast voor het blauwe gebied
A
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 4 en PB > 3
B
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA > 4 en PB = 3
C
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA = 4 en PB >3
D
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 4 en PB < 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welke vraag hoort bij
de afbeelding hiernaast voor het blauwe gebied
A
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 4 en PB > 3
B
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA > 4 en PB = 3
C
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA = 4 en PB >3
D
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 4 en PB < 3

Slide 1 - Quizvraag

Welke vraag hoort bij
de afbeelding hiernaast voor het punt Q
A
Teken punt Q waarvoor geldt QA= QC en d(Q, AB) = d(Q, AC)
B
Teken punt Q dat QA = 2,5 en d(Q, AB) = d(Q, AC)
C
Teken punt Q waarvoor geldt QA=AB en d(Q,AB) = d(Q,AC)
D
Teken punt Q dat het middelpunt van de omgeschreven cirkel driehoek ABC is.

Slide 2 - Quizvraag

Wat moet je tekenen om het middelpunt van de ingeschreven cirkel van een driehoek te vinden?
A
de bisectrices van de drie hoeken .
B
de middelloodlijnen van de zijden van de driehoek.
C
een bisectrice van de driehoek
D
de zwaartelijnen van de driehoek

Slide 3 - Quizvraag

Welke stelling is juist
A
de afstand van een punt tot een lijn is de lengte van het kortste lijnstuk van het punt tot de lijn
B
Het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een driehoek is het snijpunt van de middelloodlijnen van de driehoek.
C
de punten die even ver van de punten A en B liggen, liggen op de middelloodlijn van lijnstuk AB
D
alle punten binnen een hoek die gelijke afstand hebben tot de benen van de hoek vormen de bissectrice van de hoek.

Slide 4 - Quizvraag

Wat moet je tekenen om het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een driehoek te vinden?
A
de bissectrices van de drie hoeken .
B
de middelloodlijnen van de zijden van de driehoek.
C
de hoogtelijnen van de driehoek
D
de zwaartelijnen van de driehoek

Slide 5 - Quizvraag

Als je de punten moet kleuren waarvoor geldt PA = 5
Wat moet je dan doen?
A
Cirkel met straal 5 en vlak kleuren binnen de cirkel
B
Cirkel met straal 5 en de cirkellijn kleuren
C
Cirkel met straal 2,5 en vlak kleuren buiten de cirkel
D
Cirkel met straal 2,5 en cirkellijn kleuren

Slide 6 - Quizvraag

Wat moet je doen bij:
kleur d(P,l)> 2 ?
A
2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren.
B
de middelloodlijn van lijn l kleuren
C
Het buitengebied van de 2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren
D
Het binnengebied van de 2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet je kleuren bij:
d(P,AB)= d(P, AC) en PC < 1
in driehoek ABC
A
Het stukje bissectrice van hoek A wat buiten de cirkel met straal 1 van C ligt.
B
De snijpunten van middelloodlijn van lijnstuk AB en AC wat buiten de cirkel met straal 1 van C ligt.
C
De snijpunten van middelloodlijn van lijnstuk AB en AC wat binnen de cirkel met straal 1 van C ligt.
D
Het stukje bissectrice van hoek A wat binnen de cirkel met straal 1 van C ligt.

Slide 8 - Quizvraag

Als je de punten moet kleuren waarvoor geldt PA= PB, wat moet je dan doen?
A
De bissectrice van hoek A en hoek B kleuren
B
De evenwijdige lijnen van lijnstuk AB kleuren
C
De middelloodlijn van lijnstuk AB kleuren
D
De snijpunten van de cirkel van A met de cirkel van B kleuren

Slide 9 - Quizvraag

Kleur alle punten paars waarvoor geldt PB <2
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Welke vraag hoort bij
de afbeelding hiernaast.
A
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA=PB en PC> 3.
B
Kleur alle punten rood waarvoor geldt d(P,l)=d(P,m) en PC< 3.
C
Kleur alle punten rood waarvoor geldt d(P,l)=d(P,m) en PC> 3.
D
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA=PB en PC< 3.

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag hoort bij
de afbeelding hiernaast voor het rode gebied
A
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA < 4 en PB > 3
B
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA > 4 en PB = 3
C
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA = 4 en PB >3
D
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA < 4 en PB < 3

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de definitie van de middelloodlijn
A
de lijn die door het midden van een lijnstuk gaat
B
De loodrechte lijn die door het midden van een lijnstuk gaat.
C
alle punten die even ver van het lijnstuk afliggen.
D
alle lijnen die door het middelpunt van een driehoek gaan

Slide 13 - Quizvraag

Wat moet je minimaal tekenen om het middelpunt van de ingeschreven cirkel van een driehoek te vinden?
A
de bissectrices van de drie hoeken .
B
de middelloodlijnen van de zijden van de driehoek.
C
de zwaartelijnen van de driehoek.
D
de bisectrices van twee hoeken van de driehoek.

Slide 14 - Quizvraag

1. d(P,l) is de notatie voor afstand van een punt tot een lijn
2. PA > 3 zijn punten binnen de cirkel met een straal van 3
A
1 en 2 zijn waar
B
1 en 2 zijn niet waar
C
1 is waar, 2 is niet waar
D
1 is niet waar, 2 is waar

Slide 15 - Quizvraag

Terugblik vorige week:
Als ik PK = 2 lees, teken ik een ...

A
cirkel met straal 2 en middelpunt K
B
2 evenwijdige lijnen op afstand 2 van lijn K
C
de loodlijn op afstand 2 van lijn k

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet je doen bij:
kleur de punten d(P,l) >2
A
2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren.
B
de middelloodlijn van lijn l kleuren
C
Het buitengebied van de 2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren
D
Het binnengebied van de 2 evenwijdige lijnen met afstand 2 van lijn l kleuren

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt hier bedoeld: alle punten rood tekenen waarvoor geldt
d(P,k) = 2
A
⨀ (K, 2)
B
Evenwijdige lijnen op afstand 2 van k tekenen
C
Bissectrice van ∠ K
D
buitengebied ⨀ (K, 2)

Slide 18 - Quizvraag

Wat moeten we tekenen in de volgende situatie:
Afstand 3 tot lijn l
A
Middelloodlijn
B
Cirkel
C
Evenwijdige lijnen
D
Bissectrice

Slide 19 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de afstanden van lijnen m, l, n en cirkel (c)?
A
d(P,l)=2 cm en d(P,c) < 1 cm
B
d(P,l) > 1 cm en d(P,c) < 2 cm
C
d(P,l)=1 cm en d(P,c) < 2 cm
D
d(P,l)=1 cm en d(P,c) > 2 cm

Slide 20 - Quizvraag

Kleur alle punten paars waarvoor geldt PA < 3 en PB < 2
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag


Welke tekst hoort bij de afbeelding hiernaast
A
Kleur alle punten rood waarvoor waarvoor geldt PA < 3 en PB = 2
B
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA = 3 en PB = 2
C
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA < 3 en PB > 2
D
Kleur alle punten rood waarvoor geldt PA > 3 en PB = 2

Slide 22 - Quizvraag


Welke tekst hoort bij de afbeelding hiernaast
A
Kleur alle punten blauw waarvoor waarvoor geldt PA < 3 en PB = 2
B
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA = 3 en PB >2
C
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 3 en PB > 2
D
Kleur alle punten blauw waarvoor geldt PA < 3 en PB > 2

Slide 23 - Quizvraag