Voorbeeldvragen die vaak bij leesteksten voorkomen:
- Welche Aussage stimmt mit dem ersten Absatz überein?
= Welke uitspraak komt overeen met de 1e alinea?
2. Worauf bezieht sich das Wort … in Zeile ….?
= Waarop heeft het woord ... in regel ... betrekking?
3. Was macht ... im ... Abschnitt deutlich?
= Wat maakt ... in de paragraaf / alinea duidelijk?
4. Was ist das Ziel
= Wat is het doel?