In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H1, je inkomsten en uitgaven
Welkom!
Log in op LessonUp, zie code!
§1.3 & §1.4
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Leerdoelen 2 min
Introductie 3 min
Uitleg + actieve opgaves 25 min
Opdracht(en) maken 10 min
Leerdoelen behaald? 5 min
Afsluiting les 2 min
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les weet ik het verschil tussen giraal geld en chartaal geld.
Aan het einde van de les ken ik de verschillende soorten uitgaven.
Aan het einde van de les kan ik uitleggen waar ik een inkomen uit kan halen.
Slide 3 - Tekstslide
Heb je een bijbaan? Waar werk je en wat doe je daar?
Slide 4 - Woordweb
TERUGBLIK §1.1 + §1.2 Kiezen is belangrijk bij het vak economie omdat
A
Je hebt meer behoeften dan middelen
B
Je hebt meer middelen dan behoeften
C
Omdat je dan geld bespaart
D
mensen niet weten wat ze willen
Slide 5 - Quizvraag
NIBUD
Nationaal
Instituut
BUDgetvoorlichting
Slide 6 - Tekstslide
Om te helpen bij je (geld) keuzes kan je budgetteren.
Uitgaven en Inkomsten ga je aan elkaar gelijk maken.
Begroting = overzicht van inkomens en uitgaven
Budgetteren = gelijk maken van inkomsten en uitgaven.
Slide 7 - Tekstslide
Begroting (= budgetplan)
Schema van verwachteinkomsten en verwachteuitgaven
Slide 8 - Tekstslide
Je geeft meer geld uit (uitgaven) dan dat er binnenkomt (inkomsten), dat noem je een tekort. Oplossing(en)?
Je verdient meer geld (inkomsten) dan dat je uitgeeft (uitgaven), dat noem je een overschot.
Slide 9 - Tekstslide
Een ander woord voor begroting is:
A
budgetplan
B
inkomsten
C
reservering
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst.
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.
Slide 11 - Quizvraag
Soorten inkomsten
Met en zonder tegenprestatie (KOOPKRACHT)
Inkomen met tegenprestatie - inkomen uit arbeid (werk) - inkomen uit bezit
Inkomen zonder tegenprestatie - overdrachtsinkomens -> uitkeringen, zak- of kleedgeld
Slide 12 - Tekstslide
Soorten inkomsten
Inkomsten uit arbeid (werk)
Loon
Prestatieloon: bonus als je goed gewerkt hebt
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Inkomen uit natura: betaald worden met goederen of diensten (auto van de zaak, telefoon... )
Slide 13 - Tekstslide
Soorten inkomsten
De loonschaal
Het loon van een docent hangt af van zijn ervaring (tredes).
Het loon van een docent hangt af van zijn functie, talenten en/of diploma's (schaal LB, LC of LD).
Slide 14 - Tekstslide
Noem voorbeelden van inkomen uit bezit
Slide 15 - Woordweb
Soorten inkomen
Inkomsten uit bezit
Rente (spaargeld)
Dividend (aandelen)
Winst (eigen bedrijf)
Huur (huis)
Pacht (grond)
Slide 16 - Tekstslide
Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
De gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
De uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)
Slide 17 - Tekstslide
Prijzen stijgen/dalen
Welk begrippen horen bij deze titel?
Koopkracht -> hoeveel kan je kopen?
Reseveren -> achterhouden van je geld, maar waarom?
Slide 18 - Tekstslide
Bezig met de opdrachten
Klaar?
Ga verder werken met de opgaves OF maak een samenvatting
timer
10:00
Slide 19 - Tekstslide
Leerdoelen behaald?
Aan het einde van de les weet ik het verschil tussen giraal geld en chartaal geld.
Aan het einde van de les ken ik de verschillende soorten uitgaven.
Aan het einde van de les kan ik uitleggen waar ik een inkomen uit kan halen.