Nederlands Vasalis

M. Vasalis
Tim Holtgrefe
Casper Berkhout
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

M. Vasalis
Tim Holtgrefe
Casper Berkhout

Slide 1 - Tekstslide

Vasalis
  • Margaretha Leenmans
  • 1909-1998
  • pseudoniem Vasal
  • Psychologie
  • 1936 Zuid-Afrika wegens reuma
  • 3 bundels

Slide 2 - Tekstslide

Waarom bekend?
  • Gewone taal
  • Spiritualiteit
  • Beeldspraak niet zweverig
  • Goed te begrijpen

Slide 3 - Tekstslide

Parken en Woestijnen
  • 1940
  • Tegenstellingen
  • Natuur
  • Psychologie

Slide 4 - Tekstslide

De Dood

Slide 5 - Tekstslide

Strofenbouw Rijmschema
3 strofen van 5, 5 en 7 regels. abcb(d) abba(d) abbca(d) 

Inhoudsomschrijving
1e Strofe
De Dood staat centraal
De dood wordt als karakter gezien/als persoon afgebeeld
De ik-persoon heeft zelfmoordneigingen

2de Strofe
De dood wijst allerlei middelen aan waarmee de ik-persoon zelfmoord kan plegen

3de Strofe
De dood overhandigt een portret van iemand (een dierbare), voor wie hij misschien nog voor zou willen leven

Analyse

Slide 6 - Tekstslide

Stijlfiguren
Herhaling:
Elke strofe eindigt op “De dood”. 
Deze woordgroep komt in totaal vijf keer voor in het gedicht.

Opsomming:
“Dranken, pillen, pistolen, gaskraan, steile daken, een bad, een scheermes, een wit laten.”
Dit is een opsomming van allemaal middelen om zefmoord mee te plegen

Slide 7 - Tekstslide

Stijlfiguren
Elips 
“ maar wie let je” 
Normaal zou je zeggen “maar wie belet het je”. In het gedicht is het bondiger gezegd, dus is het een ellips. 

Retorische vraag 
“maar wie let je” 
Dit is niet een vraag, om te beantwoorden maar om over na te denken.

Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguren
Pleonasme 
“steile daken” en “wit laken” 
Dit zijn twee overbodige toevoegingen, daken zijn doorgaans stijl en lakens altijd wit. 

Ironie 
Er wordt in het gedicht op een lichte manier met de dood gespot. In het gedicht lijkt het wel of de dood je grootste vriend is.

Slide 9 - Tekstslide

Beeldspraak
Metafoor:
“Ik zie hem aan, een kind.”
De schrijver / ik-persoon vergelijkt zichzelf met een kind in regel 1.

Personificatie:
“De Dood wees mij”
Hier krijgt iets levenloos ‘de dood’ menselijke eigenschappen, want hij kan in dit gedicht dingen aanwijzen. 
“ En voor hij ging, gaf hij me nog een klein portretje” 
Hier kan de dood komen en gaan en zelf ook nog iets geven.

Slide 10 - Tekstslide

De idioot in het bad

Slide 11 - Tekstslide

Eerste indruk?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

Wat is de betekenis van dit gedicht?

Slide 14 - Open vraag

Is dit een traditioneel of modern gedicht?

A
Traditioneel
B
Modern

Slide 15 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van assonantie in het gedicht

Slide 16 - Open vraag

Hoe Vaak is er alliteratie in het gedicht?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 17 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een herhaling in de laatste twee strofen?

Slide 18 - Open vraag

Wat voor’n soort rijmschema wordt er in vrijwel elke strofe gebruikt?
A
Gekruisd
B
Omarmend
C
Gebroken rijm
D
Er is overal een ander rijmschema

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor’n betekenis zou ‘En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord’ kunnen hebben (behalve de letterlijke)?

Slide 20 - Open vraag

Hoe vaak is er een vergelijking met ‘als’ in het gedicht?
A
5
B
2
C
0
D
3

Slide 21 - Quizvraag

Hoort dit gedicht bij ‘Parken’ of ‘Woestijnen’?

Slide 22 - Woordweb

Einde

Slide 23 - Tekstslide