In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
5.2 Gemiddelde snelheid
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Herhaling vorige les
H5.2; Gemiddelde snelheid
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen vorige les
Je kunt uitleggen wat je op een stroboscopische foto ziet en hoe je zo’n foto maakt.
Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
Je kunt op een afstand-tijddiagram bij een tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.
Slide 3 - Tekstslide
Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=0,0 s en t=1,0 s
A
1,0 cm
B
1,0 m
C
0,5 cm
D
10 cm
Slide 4 - Quizvraag
Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=1,0 s en t=1,5 s
A
20,0 cm
B
1,5 cm
C
0,5 cm
D
10 cm
Slide 5 - Quizvraag
Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=1,0 s en t=2,5 s
A
56 cm
B
46 cm
C
60 cm
D
10 cm
Slide 6 - Quizvraag
Dit is een stroboscopische foto
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Dit is een stroboscopische foto
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Je ziet twee foto's. Welke van deze twee is (of zijn) een stroboscopische foto?
A
alleen links
B
alleen rechts
C
zowel links als rechts
D
geen van beide
Slide 9 - Quizvraag
Welke grootheid ligt er van te voren al vast bij een stroboscopische foto
A
afstand
B
tijd
Slide 10 - Quizvraag
Wat heb je nodig om een afstand-tijd-diagram in te vullen?
A
Een ingevulde afstand-tijd-tabel
B
Een stroboscopische foto
C
Een video
D
A, B en C
Slide 11 - Quizvraag
Wat moet je altijd op de horizontale as zetten bij een afstand,tijd-diagram?
A
De afstand
B
De tijd
Slide 12 - Quizvraag
Leerdoelen van paragraaf 5.2
1. Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.
2. Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
3. Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Grootheden en eenheden
In de natuurkunde en scheikunde hebben we het vaak over grootheden en eenheden. Hieronder staat een lijstje welke grootheden en eenheden we in deze paragraaf gebruiken:
Grootheid
Eenheid 1
Eenheid 2
Afstand
meter (m)
kilometer (km)
Tijd
seconden (s)
uur (h)
Snelheid
meter per seconde (m/s)
kilometer per uur (km/h)
Slide 15 - Tekstslide
Met welke eenheid kun je afstand aanduiden? (meer antwoorden zijn goed)
A
Kilometer
B
Lengte
C
Afstand
D
Meter
Slide 16 - Quizvraag
Met welke eenheid kun je tijd aanduiden? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Seconden
B
Uren
C
Minuten
D
Klok
Slide 17 - Quizvraag
De formule voor gemiddelde snelheid
In deze les gebruiken we voor afstand de eenheden meter en kilometer, voor tijd gebruiken we de eenheden seconden en uren
Vgem=ts
Slide 18 - Tekstslide
Een rekenvoorbeeld
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
Slide 19 - Tekstslide
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F | vgem= s / t
Slide 20 - Tekstslide
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F | vgem= s / t
O | -
Slide 21 - Tekstslide
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F | vgem= s / t
O | -
B | vgem= 200 / 4
Slide 22 - Tekstslide
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F | vgem= s / t
O | -
B | vgem= 200 / 4
A+E| vgem= 50 km/h
Slide 23 - Tekstslide
Een atleet loopt 500 meter in 50 seconden. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
10 m/s
B
0,1 m/s
C
2500 m/s
D
25 m/s
Slide 24 - Quizvraag
Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometer per uur.
Slide 25 - Tekstslide
Snelheid omrekenen
Slide 26 - Tekstslide
Waarom 3,6?
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Snelheid omrekenen
Slide 36 - Tekstslide
Sietse fietst met een snelheid van 5,5 m/s. Hoeveel km/h is dat?
A
19,8
B
5,5
C
1,53
D
55
Slide 37 - Quizvraag
Ik fiets met 15 km/h naar school, daar doe ik een uur over. Hoeveel km moet ik fietsen?
A
5 km
B
15 km
C
30 km
D
1,5 km
Slide 38 - Quizvraag
Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 13
Af? Nakijken
Nakijken klaar? Rustig wat voor jezelf doen
Slide 39 - Tekstslide
SO
H5.1 & H5.2
3 oktober
Slide 40 - Tekstslide
Snelheid is een ...
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 41 - Quizvraag
Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
C
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen
Slide 42 - Quizvraag
Seconden is een ... ?
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 43 - Quizvraag
Hoe veel seconden gaan er in een minuut?
A
30
B
45
C
1800
D
60
Slide 44 - Quizvraag
Hoe veel seconden gaan er in een uur?
A
6000
B
3600
C
36000
D
100
Slide 45 - Quizvraag
Wie is sneller: Piet loopt de 100m in 15 seconden. Henk loopt de 100m in 20 seconden.