PWW bespreken G1a

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Discuss PW unit 2

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

1. We hebben geluk dat we morgen tickets kunnen winnen. 

   We are lucky that we can win tickets tomorrow.   

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

2.  Zou je ons kunnen vertellen of we vanavond jouw telefoontje

      kunnen verwachten?

      Could you tell us if we can expect your (phone) call tonight? 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

3. Ik heb niet genoeg tijd om in de rij te staan dus ik ga mijn

    boodschappen(=grocery) later kopen.

    I haven’t got enough time to queue so I’m going to buy my

    groceries later. 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

4. Kijk! Die luie kinderen in het klaslokaal (=classroom) maken het

     huiswerk niet. 

    Look! Those lazy children/kids aren’t doing the homework in
    the classroom. 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

5. Mijn vrienden nodigen me elke week uit voor dure feestjes. 

    My friends invite me for expensive parties every week. 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

6. Ik geef nu veel geld uit aan (=on) gekke cadeautjes voor die

     broers van mij.   

   I’m spending much money on silly/weird/crazy presents for
   those brothers of mine now. 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

7.  Gaan deze mannen die informatie niet met hun vrouwen delen? 

 Aren’t these men going to share that information with their wives? 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

8. We zouden donderdag naar Londen kunnen gaan. Is dat geen

     geweldig idee?

    We could go to London on Thursday. Isn’t that an amazing/a
    great idea? 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

9. Op het moment kijkt onze docent die toetsen niet na. Hij doet

     dat morgen! 

   Our teacher isn’t checking/correcting our tests at the moment.
   He is going to do that tomorrow. 

  

Translate the sentence

max. 2,5 fouten per zin

10. Dit is de negende keer dat de leerlingen te laat zijn! Hebben ze

       geen horloge?

      This is the ninth time that the students are (too) late. Haven’t

       they got a watch?