H7 Herhaling

H7 Nederland en het buitenland


§ 7.1 Nederland handelsland
§ 7.2 Kunnen we vrij handelen?
§ 7.3 Nederland en de EU.
§ 7.4 De wereld wordt kleiner.
Herhaling
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H7 Nederland en het buitenland


§ 7.1 Nederland handelsland
§ 7.2 Kunnen we vrij handelen?
§ 7.3 Nederland en de EU.
§ 7.4 De wereld wordt kleiner.
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

H7 Nederland en het buitenland

1 Rekenen
2 Begrippen
3 Quiz-vragen
(4 Extra opgaven)
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Maken: rekenopgaven 6, 12 en 15
(blz. 224)

Slide 3 - Tekstslide

Opgave 6 (blz. 224)
a  

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 6 (blz. 224)
a  € 397 miljard ÷ € 510 miljard × 100% = 77,8%

b  

 

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 6 (blz. 224)
a  € 397 miljard ÷ € 510 miljard × 100% = 77,8%

b  € 381 miljard ÷ € 510 miljard × 100% = 74,7%

c  

 

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 6 (blz. 224)
a  € 397 miljard ÷ € 510 miljard × 100% = 77,8%

b  € 381 miljard ÷ € 510 miljard × 100% = 74,7%

c  Exportwaarde – importwaarde = € 397 miljard – € 381 miljard       = € 16 miljard overschot

 

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 12 + 15 (blz. 225)
12

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 12 (blz. 225)
12  $ 71 miljoen + 300% van $ 71 miljoen = 
       $ 71 miljoen + ($ 71 miljoen ÷ 100 ×300) =
       $ 71 miljoen + $ 213 miljoen = $ 284 miljoen

15   

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 12 (blz. 225)
12  $ 71 miljoen + 300% van $ 71 miljoen = 
       $ 71 miljoen + ($ 71 miljoen ÷ 100 ×300) =
       $ 71 miljoen + $ 213 miljoen = $ 284 miljoen

15   Besparing per uur: € 40 - € 15 = € 25
        € 15 × 150 × 46 × 40 = € 6.900.000

Slide 10 - Tekstslide

Import- en exportquote
                                 importwaarde
    Importquote = ---------------------------- x 100%
                              nationaal inkomen
                                 exportwaarde
    Exportquote = ---------------------------- x 100%
                              nationaal inkomen

Slide 11 - Tekstslide

Open economie


Exportquote en importquote zijn 
in verhouding
HOOG


Gesloten economie


Exportquote en importquote zijn
in verhouding
LAAG

Slide 12 - Tekstslide

BETALINGSBALANS
een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Goederen en diensten
invoerwaarde en uitvoerwaarde van goederen en diensten --> 
Ned.: handelsoverschot
1
Toerisme
inkomsten van buitenlandse toeristen en uitgaven van Ned. toeristen in het buitenland
2
Arbeidsmigratie
lonen die Ned. inwoners ontvangen als ze in het buitenland werken en lonen die aan buitenlandse werknemers betaald worden
3
  1: Overschot
  2+3: Tekort
  Per saldo: overschot!

Slide 13 - Tekstslide

INVLOED VAN WISSELKOERSEN
Stel: de wisselkoers van de € stijgt t.o.v. de $, dan moet Amerika meer voor een € betalen en worden de Nederlandse producten duurder voor Amerika. Hierdoor daalt de Nederlandse export naar Amerika.

Dit geldt ook andersom!!!

Slide 14 - Tekstslide

 1  Invoerrechten (importheffingen, douanerechten): 
     extra belasting op importgoederen.

 2  Contingentering (importquota): maximum aantal importgoederen.

 3  Exportsubsidie: financiële steun voor exporterende bedrijven. 

 4  Invoerverbod: bepaalde goederen mogen niet worden ingevoerd.

 (Exportverbod: bepaalde goederen mogen niet worden uitgevoerd.)
Protectiemaatregelen
herhaling

Slide 15 - Tekstslide

Vrijhandel binnen de EU (§ 7.3)
Binnen de EU is er vrijhandel, 
dus géén protectionisme.

De EU heeft een gemeenschappelijk buitentarief.




alle EU-landen hanteren dezelfde invoertarieven voor de import van buiten de EU.

Slide 16 - Tekstslide

Vrijhandel 
bevordert de wereldwijde welvaart, want:
- meer concurrentie leidt tot lagere prijzen 
   waardoor consumenten meer kunnen kopen;
- door internationale arbeidsverdeling worden  
   producten daar gemaakt waar dat het beste kan;
- meer keuze aan producten voor consumenten.


Slide 17 - Tekstslide

 Renteverhoging leidt tot:

 - meer sparen
                                   dus: inflatie wordt afgeremd
 - minder lenen
 Renteverlaging leidt tot:

 - minder sparen
                                   dus: inflatie wordt hoger
 - meer lenen

Slide 18 - Tekstslide


Voordelen:
- lagere prijzen
- meer keuze
- meer export 
(daarom is de internationale concurrentiepositie belangrijk)


Nadelen:
- laaggeschoold werk naar lagelonenlanden
- ongelijkere verdeling 
van de welvaart
- milieuproblemen
Globalisering
de mate waarin een land betere en/of goedkopere producten kan maken dan andere landen

Slide 19 - Tekstslide

1.  Goed onderwijs
2. Goede gezondheidszorg
3. Goede infrastructuur
4. Innovaties 
Wat kan een land doen om de 
internationale concurrentiepositie verbeteren?
vernieuwingen van productiemethoden of producten

Slide 20 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 21 - Tekstslide

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer

Slide 22 - Quizvraag

Als jij op vakantie gaat naar Spanje, dan is dat voor ons land ...
A
invoer
B
uitvoer
C
doorvoer
D
wederuitvoer

Slide 23 - Quizvraag

Voor welke exportgoederen is de toegevoegde waarde per product
het hoogst?
A
voor exportgoederen die Nederland zelf maakt
B
voor de goederen die Nederland doorvoert

Slide 24 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de € stijgt en de € wordt dus duurder, dan worden Nederlandse producten ...
A
goedkoper voor het buitenland
B
duurder voor het buitenland

Slide 25 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
neemt de Nederlandse export toe
B
neemt de Nederlandse export af

Slide 26 - Quizvraag

Een maximum aan de invoerhoeveelheid noemen we
ook wel ...
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
importheffingen
D
invoerrechten

Slide 27 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de exportprijs
als de producent exportsubsidie krijgt?
A
de exportprijs wordt hoger
B
de exportprijs wordt lager
C
de exportprijs verandert niet

Slide 28 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het 'gemeenschappelijk buitentarief'
van de EU?
A
Voor EU-goederen geldt hetzelfde tarief
B
Voor niet-EU-goederen geldt hetzelfde tarief

Slide 29 - Quizvraag

Interne markt:
binnen de EU geldt vrij verkeer van ...
A
goederen en diensten
B
personen
C
kapitaal

Slide 30 - Quizvraag

Waarom streeft de EU naar harmonisatie?
A
Minder werkloosheid in de lidstaten
B
Geen oneerlijke concurrentie meer
C
Geen begrotingstekort meer
D
Minder staatsschuld van de lidstaten

Slide 31 - Quizvraag

Als de ECB de rente verhoogt, dan
zal de inflatie ...
A
afnemen
B
toenemen
C
gelijk blijven

Slide 32 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: 
* Samenvatting (blz. 218 of online)
* Herhalingsopdrachten (blz. 220)
* Plusopdrachten (blz. 222)
* Rekenen (blz. 224 of online)

Slide 33 - Tekstslide