18 april
1 / 25
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Het hout is
A
opgebrandt.
B
opgebrand.
Slide 7 - Quizvraag
Zij ...... opgenomen in de selectie van het eerste elfstal.
A
word
B
wordt
Slide 8 - Quizvraag
Gister ........ Judith de bejaarde vrouw bij het oversteken.
A
begeleide
B
begeleidde
Slide 9 - Quizvraag
In welke zin is 'verwachten' de persoonsvorm
A
Wekenlang verwachtte ik een reactie van hem.
B
Het lang verwachte examen begint volgende week
C
Hij had haar reactie niet verwacht.
D
Dat hoef je van haar niet te verwachten.
Slide 10 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
De oude man bestuurt de auto
B
De oude man bestuurd de auto
Slide 11 - Quizvraag
Schrijf de juiste vorm op:
4. Op de (verbreden) weg zijn er nooit meer files.
4. Op de (verbreden) weg zijn er nooit meer files.
Slide 12 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
5. Het (verzetten) lesuur was geen succes.
5. Het (verzetten) lesuur was geen succes.
Slide 13 - Open vraag
Hij heeft de boel
A
belazerd.
B
belazert.
Slide 14 - Quizvraag
Hij heeft een uur geleden (douchen).
Slide 15 - Open vraag
De oude man heeft de brief
A
verstuurd.
B
verstuurt.
Slide 16 - Quizvraag
Teun (verhuizen) volgende week.
Slide 17 - Open vraag
(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend
Slide 18 - Quizvraag
Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD
Slide 19 - Quizvraag
De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande
Slide 20 - Quizvraag
Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde
Slide 21 - Quizvraag
evacueren
De .................. kampen.
De .................. kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden
Slide 22 - Quizvraag
Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette
Slide 23 - Quizvraag
(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind
Slide 24 - Quizvraag
De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde
