Jezus ging naar de Olijfberg. De volgende ochtend vroeg ging Jezus weer naar de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe. Jezus ging zitten, en gaf uitleg over God. Toen brachten de wetsleraren en de farizeeën een vrouw bij Jezus. Ze had met een andere man geslapen, en dat was ontdekt.
De wetsleraren en de farizeeën zetten de vrouw in het midden neer. Ze zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw heeft met een andere man geslapen, en dat is ontdekt. Volgens de wet van Mozes moet zo’n vrouw gedood worden.
Wat is uw oordeel?’ De wetsleraren en de farizeeën hoopten dat Jezus iets strafbaars zou zeggen. Want dan konden ze hem aanklagen. Maar Jezus boog zich voorover en schreef met zijn vinger in het zand. De wetsleraren en de farizeeën bleven hun vraag herhalen. Toen keek Jezus op en zei:
‘Wie van jullie heeft nooit iets verkeerds gedaan? Die moet als eerste een steen naar de vrouw gooien.’ Daarna boog Jezus zich opnieuw voorover en schreef weer met zijn vinger in het zand. Toen liepen de mensen één voor één weg, de leiders van het volk het eerst. Jezus bleef alleen achter met de vrouw die bij hem gebracht was. Hij kwam overeind en zei tegen haar: ‘Waar is iedereen gebleven? Heeft niemand je veroordeeld?’ De vrouw zei: ‘Nee, Heer, niemand.’
Toen zei Jezus: ‘Ik veroordeel je ook niet. Ga naar huis, en doe vanaf nu geen verkeerde dingen meer.’