klas 3 Voorbereiding PTA boekentoets & middeleeuwen

Verhaalanalyse
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen boekentoets
2 delen: 
1) eigen boek (verhaalanalyse)
2) middeleeuwen (aantekeningen, LessonUp, presentaties)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is fictie? (kies meer dan één antwoord!)
A
onderwerp in Shownieuws
B
verzonnen verhalen
C
nieuwsbericht
D
verhaal Harry potter

Slide 3 - Quizvraag

Gaat fictie over echt bestaande personen en gebeurtenissen ?

A
nee
B
ja
C
soms

Slide 4 - Quizvraag

Let op!
Fictie is geen genre. Jullie lezen allemaal fictie. Alle fictie kun je onderverdelen in verschillende soorten verzonnen verhalen.

Slide 5 - Tekstslide

Verhaalanalyse
* titelverklaring
* genre
* beschrijving personages
* vertelsituatie (perspectief)
* tijd
* thema

Slide 6 - Tekstslide

Titelverklaring
Wat is de titel van jouw boek? 
Waarom denk je dat de schrijver voor deze titel heeft gekozen?

Zijn er voorbeelden uit in het verhaal waarin je de titel letterlijk tegenkomt?
Zijn er gebeurtenissen waaraan je de titel kunt verbinden? 

Slide 7 - Tekstslide

Titelverklaring
Er wordt een titelverklaring gegeven...
...waarin duidelijk wordt wat de titel met het verhaal te maken heeft... en dit wordt ondersteund met voorbeelden uit het boek. 

Tip: zoek nu al voorbeelden van de titelverklaring in je boek. 
Op de toets heb je je boek er niet bij. Je kunt de voorbeelden beschrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld: Titelverklaring Wonder

De titelverklaring van Wonder:

Het boek heet Wonder omdat de moeder van August hem ervaart als een Wonder. Ze vindt hem mooi zoals hij is en houdt van hem zoals hij is. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdpersonen en bijpersonen


De hoofdpersoon in een verhaal is:


- De persoon die het meeste aandacht krijgt van de schrijver.

- Je leest het verhaal door zijn/haar ogen.

- Je weet wat hij/zij doormaakt, denkt en zegt.

-   soms zijn er meerdere hoofdpersonen

Slide 10 - Tekstslide

Een hoofdpersoon is meestal een...
A
round character
B
flat character

Slide 11 - Quizvraag

Noem 3 kenmerken van een round character

Slide 12 - Open vraag

Perspectief en verteller

Perspectief betekent: Gezichtspunt.

Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.


Jullie hebben drie soorten perspectief geleerd:

  1.  Ik-perspectief
  2.  Hij/zij-perspectief
  3. Alwetende verteller

Slide 13 - Tekstslide

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.


bijvoorbeeld:


"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 14 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief


Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

"Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen."

Slide 15 - Tekstslide

Alwetende verteller

Deze verteller vertelt het verhaal, maar heeft hier zelf geen rol in. Het verschil met het hij/zij-perspectief zit hierin dat de alwetende verteller vanaf het begin het hele verhaal al kent. De verteller weet niet alleen wat de hoofdpersoon doet en denkt, maar ook wat er op andere plekken, op andere momenten en met anderen personages gebeurt. De verteller is 'Alwetend'.


Bijvoorbeeld:

"Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging."

Slide 16 - Tekstslide

De zin: 'Hij dacht eraan dat hij liever in zijn bed zou blijven."
A
ik-perspectief
B
wisselend perspectief
C
personaal perspectief

Slide 17 - Quizvraag

  tijd en ruimte

Een verhaal speelt zich af op een bepaalde locatie, plaats . 

Dit kan er één zijn, maar er kunnen ook meer plekken zijn waar het verhaal zich afspeelt.

Niet alleen de ruimte is van belang, maar ook de tijd. 

Je kunt het hebben over 

  • tijdsduur (hoe lang het verhaal duurt) 
  •  over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. (vroeger, nu , de toekomst)
  • de volgorde in de tijd van de gebeurtenissen 



Slide 18 - Tekstslide

Een tijdsprong is . . .
A
het versnellen van tijd
B
het overslaan van tijd
C
het vertragen van tijd
D
de vertelde tijd

Slide 19 - Quizvraag

Waarom wisselt een schrijver af in tijd?

Slide 20 - Open vraag

Tijd: Chronologisch

Een verhaal noem je chronologisch  : 

als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de tijdsvolgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hebben  afgespeeld.


Slide 21 - Tekstslide

Tijd: Flashback en flashforward

Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. 


Bijvoorbeeld:

"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen."  


Slide 22 - Tekstslide

Zelf aan de slag...
Bereid je eigen boekentoets 
20 minuten
-Leestijd
of
-Geef alvast antwoord op de
 theoretische vragen over jouw boek

Slide 23 - Tekstslide

Zelf aan de slag...
Bereid je eigen boekentoets voor...
Geef alvast voor jezelf antwoord op deze vragen over je eigen boek:

Verklaar de titel
Wat is het genre?
Wat is het onderwerp - en het thema?
Tijd: verloopt het verhaal chronologisch? Geef voorbeelden uit het boek om je antwoord toe te lichten.
Wat is de vertelsituatie in jouw boek? Licht toe met een voorbeeld.
Beschrijf de hoofdpersoon (kies er een als er meer zijn).

Slide 24 - Tekstslide

Inhoud
Geef voor jezelf alvast antwoord op deze vragen over de inhoud:
1) Welk personage vind jij het meest sympathiek? Leg uit waarom.
2) Welke gebeurtenis is je het meest bijgebleven? Beschrijf wat er gebeurde en ook waarom je het gaat onthouden.
3) Welke ruimte in het verhaal vond jij het belangrijkst? Beschrijf de ruimte en leg uit waarom je die ruimte belangrijk vindt. 

Slide 25 - Tekstslide