Les 2.4 Examentraining Lezen en luisteren

Welkom!
Nederlands

Lezen & Luisteren
week 48


Nederlands

Oefenen examen Lezen en luisteren

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands

Lezen & Luisteren
week 48


Nederlands

Oefenen examen Lezen en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Noem de leesstrategieën die je geleerd hebt (tip: het zijn er 4)

Slide 3 - Open vraag

Leesstrategieën 
  1. zoekend lezen
  2. verkennend lezen
  3. globaal lezen
  4. intensief lezen

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een leesboek?
A
Instrueren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een sollicitatiebrief?
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke leesdoelen staat een mening centraal?
A
informeren
B
overtuigen/betogen
C
amuseren
D
activeren

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is GEEN functie van een inleiding?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit

Slide 11 - Quizvraag

In welk deel van de tekst wordt de hoofdgedachte samengevat?
A
In de inleiding
B
In de lead
C
In de tweede alinea
D
In het slot

Slide 12 - Quizvraag

Bestaat een informatieve tekst alleen maar uit feiten?
A
Ja, er worden geen meningen in genoemd
B
Nee, in een informatieve tekst staan vaak feiten, maar er kunnen net zo goed meningen in staan
C
Nee, in een informatieve tekst worden vooral meningen genoemd, maar wel van voor- & tegenstanders

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Welk(e) tekstdoel(en) heeft het filmpje over de appie-app?
A
instructief
B
overtuigend
C
informerend
D
amuserend

Slide 16 - Quizvraag

De opbouw van een tekst

Slide 17 - Tekstslide

Hoe begint de schrijver de tekst?
A
Hij geeft een aantal nuttige tips.
B
Hij maakt een probleem duidelijk.
C
Hij noemt persoonlijke ervaringen.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Waarom spreekt de arts hier van tragedie?
A
Omdat er een patiënt is overleden
B
De patiënt had langer geleefd als hij gezond was
C
De arts mist zijn I-pod
D
Er worden teveel fouten gemaakt.

Slide 20 - Quizvraag


Jongens zijn niet bang

De lastige positie van jongens met een angststoornis

(1) Ruim 10 procent van de jongeren van 13 jaar en ouder heeft een angststoornis. Het gaat hier vooral om sociale en specifieke fobieën. Meisjes hebben er vaker last van dan jongens. 

(2) Het is in principe normaal dat een jongere angsten heeft. Vaak zijn het goede reacties op bepaalde gebeurtenissen. Angsten worden een probleem als ze langer duren dan verwacht mag worden op grond van de aanleiding, het functioneren van de jongere negatief beïnvloeden of wanneer de jongere onder de angsten lijdt (Nederlands Jeugdinstituut, 2020). 

(3) De zeventienjarige Hakim kampt sinds twee jaar met een angststoornis. 'Ik weet nog precies wanneer ik voor het eerst een paniekaanval had; ik zat in de metro op weg naar school. Van het ene op het andere moment begon mijn hart als een gek te bonzen en brak het zweet me uit. Ik dacht meteen: ik heb een hartaanval. Vroeger dacht ik altijd dat alleen ouderen een hartaanval konden krijgen, maar een paar maanden daarvoor was Nouri ineens op het voetbalveld in elkaar gezakt. Die gebeurtenis heeft grote indruk op me gemaakt. Niet alleen op mij trouwens; op alle jongens in mijn omgeving.'  

Slide 21 - Tekstslide





4. Wat betekent 'in principe' in alinea 2?
A
Dat iedere jongere aanleg heeft voor het ontwikkelen van angsten.
B
Dat iedere jongere met normen last heeft van angsten.
C
Dat iedere jongere met een mening last heeft van angsten.
D
Dat iedere jongere in beginsel angsten heeft.

Slide 22 - Quizvraag


Jongens zijn niet bang

De lastige positie van jongens met een angststoornis

(1) Ruim 10 procent van de jongeren van 13 jaar en ouder heeft een angststoornis. Het gaat hier vooral om sociale en specifieke fobieën. Meisjes hebben er vaker last van dan jongens. 

(2) Het is in principe normaal dat een jongere angsten heeft. Vaak zijn het goede reacties op bepaalde gebeurtenissen. Angsten worden een probleem als ze langer duren dan verwacht mag worden op grond van de aanleiding, het functioneren van de jongere negatief beïnvloeden of wanneer de jongere onder de angsten lijdt (Nederlands Jeugdinstituut, 2020). 

(3) De zeventienjarige Hakim kampt sinds twee jaar met een angststoornis. 'Ik weet nog precies wanneer ik voor het eerst een paniekaanval had; ik zat in de metro op weg naar school. Van het ene op het andere moment begon mijn hart als een gek te bonzen en brak het zweet me uit. Ik dacht meteen: ik heb een hartaanval. Vroeger dacht ik altijd dat alleen ouderen een hartaanval konden krijgen, maar een paar maanden daarvoor was Nouri ineens op het voetbalveld in elkaar gezakt. Die gebeurtenis heeft grote indruk op me gemaakt. Niet alleen op mij trouwens; op alle jongens in mijn omgeving.'  

Slide 23 - Tekstslide





2. Wat is de lead van deze tekst?
A
Jongens zijn niet bang
B
De lastige positie van jongens met een angststoornis
C
Jongens met een angststoornis hebben het zwaarder dan meisjes.
D
Het Nederlands Jeugdinstituut

Slide 24 - Quizvraag

Meerkeuzevragen

Slide 25 - Tekstslide

 Casusvragen
In het examen komen ook casusvragen voor. 
Een casusvraag is een meerkeuzevraag die is gebaseerd op een situatie.

1. Je leest eerst de situatie en de vraag. 
2. Vervolgens zoek je in de tekst naar informatie die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden.

Slide 26 - Tekstslide

Maken van oefenexamen 
Let op! 2F of  3F




Slide 27 - Tekstslide