Les 1: De eerste twee maanden

Les 1: De eerste twee maanden
Deel 2
Mevrouw Voort
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Jongvee opfokMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 1: De eerste twee maanden
Deel 2
Mevrouw Voort

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Het omschrijven van de eerste 2 maanden van het kalf

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

in welke periode is een kalf het kwetsbaars voor ziektes
A
0-2 mnd
B
1-4 weken
C
4-8 mnd
D
5-6 mnd

Slide 4 - Quizvraag

Antistoffen om immuun te worden noem je
A
immunisatie
B
weerstand
C
slokdarmsleuf reflex

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekend actieve immunisatie
A
immuun door biest
B
dat het lichaam er zelf op reageert

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekend passieve immunisatie
A
Lichaam reageert zelf er op
B
Slokdarm sleuf reflex
C
Dat het lichaam antistoffen krijgt

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor kun je passieve immunisatie krijgen?
A
Biest, injectie
B
Door de moeder over gedragen
C
Via medicatie

Slide 8 - Quizvraag

Moet een kalf ziektes krijgen om weerstand te krijgen
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Is het spenen van kalfjes een risico moment?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat is beter
A
Kunstmelk
B
Zoetemelk/ koemelk

Slide 12 - Quizvraag

Waarom zou je de eerste dagen al een beetje ruwvoer verstrekken aan de kalfjes

Slide 13 - Open vraag

Welke periode van het kalf heeft het meeste effect op zijn latere resultaten
A
1 tot 4 weken
B
1 tot 3 dagen
C
van dag 1 tot 12 maanden
D
De eerste 3 maanden

Slide 14 - Quizvraag

Waarom worden kalfjes gehouden in een eenling box
A
Makkelijk voor de boer
B
Minder strooisel kosten
C
Om infecties te voorkomen

Slide 15 - Quizvraag

Kalverhuisvesting moet voldoen aan 

- Voldoende beschutting 
- Wel lucht verversing maar geen tocht
- Voldoende nest materiaal 
-  Watervoorziening van dag 4 

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer komt een kalf in een groepshuisvesting
A
Niet
B
Vanaf week 1
C
Vanaf week 2

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn voordelen van groepshuisvesting 

Slide 18 - Tekstslide

Welke magen zijn er ook alweer? 

Slide 19 - Tekstslide

- Na de geboorte is de lebmaag is het belangrijkste 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Op welke leeftijd heeft het kalf een weerstandsdip?
A
1 week
B
2 á 3 weken
C
2 á 3 maanden
D
6 maanden

Slide 22 - Quizvraag

Immunisatie
Actieve immunisatie: Het lichaam reageert zelf op de antigenen van een ziekteverwekker.
Passieve immunisatie: Het lichaam krijgt antistoffen via biest of een injectie van antistoffen

Slide 23 - Tekstslide

Opbouwen van weerstand
Via biest
Weerstand opbouwen door de ziekte op te lopen, lichaam gaat antistoffen aanmaken. 

Door de goede start van de biest, zijn er in de eerste periode voldoende afweerstoffen in het lichaam aanwezig om ziektes te bestrijden zonder dat het kalf er heel erg ziek van wordt. Het kalf zal dus zonder (veel) ziekteverschijnselen de ziektes doorlopen, bestrijden en eigen geheugencellen opslaan. 

Slide 24 - Tekstslide

Opbouw van weerstand
Het afweersysteem van kalveren blijft in ontwikkeling: pas na 5 tot 8 maanden is deze volledig ontwikkeld. Een groot risico-moment is dan ook het spenen. De afweerstoffen uit de biest doen tegen die tijd eigenlijk niets meer, maar het afweersysteem van de kalveren is nog niet volledig ontwikkeld. Hier zit dan ook vaak een weerstand-dip.

 

Slide 25 - Tekstslide

Voeding
Voeding is een belangrijk element in jongveeopfok. Het zorgt namelijk voor de juiste ondersteuning van de weerstand, het ondersteunt de groei en het activeert te ontwikkeling van het spijsverteringsstelsel. Na de eerste drie dagen - de biestperiode - stappen veel veehouders over op kunstmelk of aangezuurde melk. Dit blijft zo tot aan het spenen, rond de achtste week. 

Slide 26 - Tekstslide

Kunstmelk
 De eerste twee weken leeft een kalf vooral van melk. 
Veel veehouders gebruiken kunstmelk om de kalveren te voeren. Dit heeft veel voordelen, bijvoorbeeld: 

          - Het is compleet en afgestemd op het kalf.
             Alle vitaminen, mineralen, spoorelementen zitten er in en de vet/eiwitbehoefte is aangepast op de behoefte van het kalf.
          - Het lagere vetgehalte voorkomt (voedings)diarree. Daarnaast zit het kalf minder snel 'vol' - hierdoor wordt het gestimuleerd om meer vast voedsel op te nemen.

Slide 27 - Tekstslide

Vast voer
Na de eerste paar dagen gaat het kalf ook vast voer eten, dit is belangrijk zodat de pens kan gaan ontwikkelen.
 
Je kunt dan denken aan krachtvoer, ruwvoer en voldoende water.
Er zijn ook standaard 'kalvermixen' beschikbaar, waar een combinatie van krachtvoer en ruwvoer in zitten.
Na ongeveer twee weken begint het kalf met herkauwen, dan kan het kalf meer energie uit vast voer halen.

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel gram moet een kalf per dag groeien
A
400 tot 500 gram
B
500 tot 600 gram
C
600 tot 700 gram
D
800 tot 1000 gram

Slide 29 - Quizvraag

Droge stof opname
Per dag vreet een kalf in de eerste periode ongeveer 1,5 tot 3 kg droge stof per 100 kg lichaamsgewicht.

De energiebehoefte is hoog: per kg droge stof moet je denken aan ongeveer 1000 VEM en 20% ruw eiwit.
Het grootste gedeelte van de energiebehoefte wordt uit de melk gehaald.

Slide 30 - Tekstslide

Huisvesting

Slide 31 - Tekstslide

Eenlinghuisvesting
De eerste twee weken worden kalveren in een eenlinghuisvesting geplaatst om de infectieoverdracht zo klein mogelijk te houden.


Het is in deze periode belangrijk dat de huisvesting voldoet aan een aantal eisen:
Voldoende beschut
Wel luchtverversing, maar geen tocht
Voldoende nestmateriaal (zie nestscore jongveesignalen)
Watervoorziening (vanaf dag 4 minimaal)


Slide 32 - Tekstslide

Waaraan moet groepshuisvesting voldoen?
A
Voldoende ventilatie en 3m2 stro ruimte
B
Beperkt drinkwater
C
Voldoende tocht moet aanwezig zijn
D
2 m2 stro per kalf

Slide 33 - Quizvraag

 Groepshuisvesting
Vanaf week 2 tot aan het spenen zitten de meeste kalveren in een groepshuisvesting.

 Huisvesting moet dan voldoen aan de volgende eisen:
    - Voldoende ventilatie - geen tocht
    - Minimaal 3 m2 stroruimte tijdens de melkperiode
    - Minimaal 3,5 m2 stroruimte na het spenen tot 4 maanden.
    - Onbeperkte beschikbaarheid van water



Slide 34 - Tekstslide

Groepsgrootte
De groepsgrootte hangt af van de grootte van de kalverhokken,
    maar ook van de wijze waarop melk verstrekt wordt (melkautomaat of handmatig).
    De optimale situatie is in de eerste weken maximaal 4 kalveren per hok: zo kun je de
    individuele kalveren goed controleren en goed bijhouden of elk kalf voldoende melk
    binnen krijgt. Na het spenen is de maximale bezetting in een optimale situatie 8 kalveren per
                                                                                                  hok.

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk 
Deel 2: De zorgperiode
1. De eerste twee maanden
vraag 1 t/m 10

Slide 36 - Tekstslide

Nog vragen? 
Anders: 
Stoelen aanschuiven
Tafels netjes achterlaten
Rustig het lokaal verlaten

Bedankt en tot volgende week!

Slide 37 - Tekstslide