Les 3 BEP Maximale winst / omzet

vaste kosten € 1.000,-
variabele kosten € 2,-
verkoopprijs € 7,-
A
De break-even afzet € 200,-
B
De break-even afzet is 200
C
De break-even afzet is € 1.400,-
D
De break-even omzet is € 200,-
1 / 53
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

vaste kosten € 1.000,-
variabele kosten € 2,-
verkoopprijs € 7,-
A
De break-even afzet € 200,-
B
De break-even afzet is 200
C
De break-even afzet is € 1.400,-
D
De break-even omzet is € 200,-

Slide 1 - Quizvraag

Met welke twee vergelijkingen kun je het break-evenpunt berekenen?
A
to=tk
B
tw=tk
C
mo=gtk
D
gtk=q

Slide 2 - Quizvraag

TO=45Q
TK =42Q+150.000
Hoeveel is de break even afzet
A
50.000
B
3334
C
1.724
D
5.000

Slide 3 - Quizvraag

Bakker de Jong heeft de volgende kostenfunctie: TK = 0,50q + 14.000. In 2016 zijn de marginale kosten van ieder extra brood?
A
0,50
B
0
C
14.000
D
7.000

Slide 4 - Quizvraag

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt A?
A
Winst
B
Verlies
C
geen van beide

Slide 5 - Quizvraag

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt C?
A
winst
B
verlies
C
geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Maximale winst

Slide 7 - Sleepvraag

Welke oppervlakte(s) geeft/geven de totale winst aan als de organisatie naar maximale winst streeft?
A
ABC
B
AB
C
BC
D
C

Slide 8 - Quizvraag

De prijs waarbij er
maximale winst is
ligt bij € ......
A
10
B
20
C
40
D
80

Slide 9 - Quizvraag

De maximale winst is
€ ......
A
40
B
400
C
800
D
1600

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Deze aanbieder heeft maximale omzet bij
A
6 producten
B
15 producten
C
18 producten
D
30 producten

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel is de aangeboden hoeveelheid bij maximale winst?
A
10
B
30
C
50
D
100

Slide 13 - Quizvraag

De maximale winst
is € ....
A
125
B
400
C
625
D
1250

Slide 14 - Quizvraag

Maximale winst is bij een hoeveelheid van
A
60
B
40
C
50
D
90

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Winstmaximalisatie MO = MK 

Slide 17 - Tekstslide

Maximale omzet
De omzet (TO = p x q) is maximaal als MO = 0.
Uitleg: zolang MO positief is (de extra opbrengst neemt dan toe), zal bij een stijgende afzet de TO toenemen Als MO negatief is, zal TO bij stijgende afzet juist afnemen. De MO is dus maximaal als MO niet positief of negatief is, dus 0.
Let op: de maximale omzet is niet gelijk aan de maximale winst! De winst hangt namelijk ook af van de kosten.

Slide 18 - Tekstslide

Is de omzet van zojuist (€210.000) de maximale omzet?
A
Ja, want omzet is maximaal bij MO=MK
B
Nee, want omzet is maximaal bij MO=0

Slide 19 - Quizvraag

maximale winst?
A
6
B
6,5
C
4
D
dat kan je niet weten

Slide 20 - Quizvraag

Hoe hoog is de omzet bij maximale winst?
A
(30.000 x €7) = €210.000
B
(50.000 x €5) = €250.000
C
(100.000 x €4) = €400.000

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel producten moet het bedrijf verkopen als zij streeft naar maximale winst?
A
5 miljoen
B
10 miljoen
C
15 miljoen
D
20 miljoen

Slide 22 - Quizvraag


A
BEO = 400
B
BEO = 1 miljoen
C
BEO = 400.000
D
BEO = 1 miljard

Slide 23 - Quizvraag

Totale Kosten
TO
TW
TVK
TCK
GTK
GO
GVK
GCK
MK
MO
TK
Totale Opbrengst
Gemiddelde Totale Kosten
Totale Variabele Kosten
Gemiddelde Opbrengst
Marginale Opbrengst
Marginale Kosten
Gemiddelde Constante Kosten
Gemiddelde Variabel Kosten
Totale Constante Kosten
Totale Winst

Slide 24 - Sleepvraag

Welke formule hoort waar? 
Maximale winst 
Geen winst en geen verlies 
Winst berekenen
GO = GTK
MO=MK
GO - GTK X q

Slide 25 - Sleepvraag

Volkomen concurrentie
P
GO
MO
MK
GTK

Slide 26 - Sleepvraag

MO = 2,5
Bij welke afzet is er maximale winst?
A
6
B
6,5
C
4
D
dat kan je niet weten

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel bedraagt de winst als het bedrijf maximale winst maakt?
A
80 x 10 = 800
B
40 x 20= 800
C
(80 -40) x 10 = 400
D
80 x 20 = 1600

Slide 28 - Quizvraag

Bij hoeveel
producten heb ik
dus maximale winst?
A
bij 4
B
bij 5
C
bij 3
D
bij 1

Slide 29 - Quizvraag

TO = TK
Qv = Qa
MO = 0 
MO = MK
GO = GTK
Break-even
Maximale omzet 
Maximale winst 
Marktevenwicht

Slide 30 - Sleepvraag

  • Zet A bij de breakevenafzet
  • Zet B bij de afzet bij maximale winst
A
B

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

De stukadoor q1=break even q2=maximale winst

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

bea = break-even afzet
bep = break-even punt
beo= break-even omzet

Wat is waar?

A
B
C
D
A
A=bea, B=bep vlak stippellijn (D) = beo
B
A=bep, B=beo, vlak stippellijn = bea
C
A=beo, B=bea, vlak stippellijn = bea

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Samenvatting
TO = totale omzet/opbrengts = p x q
GO = gemiddelde opbrengst = TO/q
MO = marginale opbrengst
TW = totale winst = TO - TK
Maximale winst: mo=mk
Maximale omzet: mo=0
Break even punt: TO=TK of P=GTK

Slide 40 - Tekstslide

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt B?
A
winst
B
verlies
C
geen van beide

Slide 41 - Quizvraag

- kosten per product zijn € 5
- er is € 15 aan constante kosten.
- verkoopprijs is € 10 per stuk
A
MK = 5 + 15/q
B
MK = 15
C
MO = 10
D
MO = 10q

Slide 42 - Quizvraag

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 43 - Quizvraag

Maximale winst, behaalt de monopolist door:
A
MO = MK te berekenen
B
GO - GTK uit te rekenen
C
GO = GTK te berekenen
D
MO - MK uit te rekenen

Slide 44 - Quizvraag

Hoe bereken je de winst van een bedrijf?
A
P x Q
B
MO=MK
C
BEO-BEA
D
TO - TK

Slide 45 - Quizvraag

Voor een ondernemer geldt het volgende :
p=110 TVK=10q TCK=1.000
De productiecapaciteit bedraagt 100 stuks.
Als deze ondernemer streeft naar maximale winst, dan geldt
A
GTK= 10 omzet= €11.000 winst= €10.000
B
GTK =20 omzet = €11.000 winst = €9.000
C
GTK = 20 omzet=€10.000 winst=€10.000
D
GTK=20 omzet=€11.000 winst=€10.000

Slide 46 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je de verschillende opbrengsten uitrekenen (TO, MO, GO), winst berekenen (TO-TK), break even punt berekenen (TO=TK), winstmaximalisatie aflezen (MO=MK), Maximale omzet berekenen (MO=0).

Slide 47 - Tekstslide

In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
0100

Slide 48 - Poll

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 49 - Open vraag

Huiswerk
Digitaal maken module 2 hoofdstuk 2 vraag 16 t/m 26

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video

Slide 52 - Video

Slide 53 - Video