Van gen tot eiwit (oefeningen)




Oefeningen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les




Oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3:
Van gen tot eiwit (oefeningen)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

  • De verschillende stappen in transcriptie en translatie van proteïnesynthese kunnen beschrijven. 
  • Het verband tussen de genetische code en de samenstelling van een bepaald eiwit kunnen geven.

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk volgende lesvideo en neem notities. Beantwoord de vragen.

Slide 4 - Tekstslide

3

Slide 5 - Video

06:18

Wat was de hypothese van Avery bij dit experiment (zie figuur)?

Slide 6 - Open vraag

09:36
Mensen met fenylketonurie moeten voedingswaren met aspartaam (een zoetstof) vermijden. Waarom? zoek het op en vermeld je bron.

Slide 7 - Open vraag

06:18
Beschrijf wat Griffith door middel van zijn experimenten heeft aangetoond.

Slide 8 - Open vraag

Wat versta je onder genexpressie?

Slide 9 - Open vraag

Bekijk volgende video waarin de eiwitsynthese in een animatie getoond wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Bekijk volgende lesvideo en neem notities. Beantwoord de vragen.

Slide 12 - Tekstslide

6

Slide 13 - Video

04:19
Wat versta je onder splicing?
A
het knippen van introns uit precursor-RNA
B
het knippen van exons uit precursor-RNA

Slide 14 - Quizvraag

10:24

Wat is de DNA-code voor het aminozuur tryptofaan (Trp)?
A
ACC
B
UGG
C
CCA
D
GGA

Slide 15 - Quizvraag

10:24

Voor welk aminozuur codeert het codon UGC?
A
Arg (arginine)
B
Ala (alanine)
C
Ser (serine)
D
Cys (cysteïne)

Slide 16 - Quizvraag

10:24
Wat is een codon?
A
de opeenvolging van 3 basen in het mRNA die de code voor een bepaald aminozuur bepaalt
B
de opeenvolging van 3 basen in het DNA die de code voor een bepaald aminozuur bepaalt

Slide 17 - Quizvraag

04:19
Geef een omschrijving voor 'precursor-RNA'.

Slide 18 - Open vraag

04:19
RNA wordt overgeschreven in de richting 5' naar 3'. Waarnaar verwijzen deze cijfers?
A
naar de nummers van de organische basen die gebonden zijn op de suiker-fosfaatrug
B
naar de nummers van de C-atomen van de organische basen
C
naar de nummers van de C-atomen van ribose
D
naar de nummers van de C-atomen van desoxyribose

Slide 19 - Quizvraag

Beschrijf de stappen op het einde van de translatie waardoor een werkzaam proteïne als eindresultaat ontstaat.

Slide 20 - Open vraag

Oefenen
Los de vragen op de volgende slides op.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hoe verandert de aminozuur sequentie als bij volgend mRNA: UAUCUAUCUAUC
a) De tweede base A vervangen wordt door een base U?
b) De tweede base C wordt vervangen door een base G?
Tip: klik op de afbeelding om hem te vergroten.

Slide 23 - Open vraag

Ook al zijn er voldoende noodzakelijke moleculen, het translatie proces zal stoppen omdat:
A
Er een losmakingsfactor bindt op het ribosoom
B
De opbouw van de polypetide stilvalt
C
Een polypeptide zich opvouwt tot een proteïne
D
Er een stopcodon voorkomt op het mRNA

Slide 24 - Quizvraag

Bij een patiënt met een getransplanteerde nier gaan de proteïnen van de niercellen na enige tijd ten gronden. Deze worden snel door andere vervangen. Volgens welke DNA-code worden deze vervangen?
A
Volgens die van de patiënt (= acceptor)
B
Volgens die van de donor

Slide 25 - Quizvraag

Zet de zinnen over translatie op de volgende slide in de juiste volgorde. Dit doe je door de zinnen te verslepen naar het overeenkomstig getal. 

Slide 26 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
mRNA hecht zich aan kleine subeenheid
Ribosoom verplaatst zich over mRNA
Juist AZ hecht aan juist tRNA
Polypeptide vouwt tot een afgewerkt proteïne
tRNA bindt aan startcodon op mRNA
AZ wordt geactiveerd

Slide 27 - Sleepvraag

In de gentechnologie brengt men genen van het ene organisme in het andere. De overgebrachte genen komen er ook tot expressie omdat nagenoeg alle organismen dezelfde genetische code gebruiken. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag