Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordsoorten herhaling jaar 2
Noem het aanwijzend voornaamwoord.
Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig
1 / 36
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Noem het aanwijzend voornaamwoord.
Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig
Slide 1 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie in België.
Het =
A
blw
B
olw
C
pers.vnw
D
onbep.vnw
Slide 2 - Quizvraag
Noem het bezittelijk voornaamwoord.
Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?
A
je
B
mijn
C
doelpunt
D
Menno
Slide 3 - Quizvraag
Noem het vragend voornaamwoord.
Wat verwacht de directeur toch van mij?
A
Wat
B
directeur
C
toch
D
mij
Slide 4 - Quizvraag
Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?
A
Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
B
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
C
Werkwoord, voornaamwoord, lidwoord
D
zelfstandig naamwoord, zelfstandig werkwoord, bijwoordelijke bepaling
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je de volgende woordsoorten?
in, sinds, vanwege, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden
Slide 6 - Quizvraag
Die fiets van jou.
jou=
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Quizvraag
Jouw fiets staat daar.
Jouw=
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 8 - Quizvraag
Dat huis.
Dat =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord
Slide 9 - Quizvraag
Kies:
Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem
Slide 10 - Quizvraag
wat is 'zijn' niet?
A
werkwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
Slide 11 - Quizvraag
De fiets van Truus.
'van' is een ...?
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 12 - Quizvraag
Wie het weet mag het zeggen.
Wie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Die jongen is morgen jarig.
die = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 14 - Quizvraag
Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
Wie =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 15 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
Nederlandse =:
A
blw
B
olw
C
bn
D
zn
Slide 16 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
volk =:
A
bn
B
zn
C
zww
D
bw
Slide 17 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
naar =:
A
zww
B
vz
C
aanw.vnw
D
bez.vnw
Slide 18 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
steeds =:
A
bn
B
zn
C
bw
D
vz
Slide 19 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
vaker =
A
zn
B
bn
C
vz
D
bw
Slide 20 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
op =
A
zn
B
bn
C
vz
D
bw
Slide 21 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
vakantie =
A
zn
B
bn
C
vz
D
bw
Slide 22 - Quizvraag
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie naar België.
België is:
A
vz
B
ww
C
bn
D
zn
Slide 23 - Quizvraag
Vanwege de kou zijn er in maart 2018 minder vlinders waargenomen dan in dezelfde maand een jaar eerder.
- 2018 is een.....?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 24 - Quizvraag
Vanwege de kou zijn er in maart 2018 minder vlinders waargenomen dan in dezelfde maand een jaar eerder.
- minder is een.....?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 25 - Quizvraag
Zes soorten zijn helemaal nog niet gezien dit jaar en van andere soorten zijn de aantallen tachtig procent lager dan in het jaar ervoor.
- Hoeveel telwoorden heeft deze zin?
A
1 telwoord
B
2 telwoorden
C
3 telwoorden
D
4 telwoorden
Slide 26 - Quizvraag
Deze vlinders waren tijdens sommige warmere dagen in maart actief.
- sommige is een.....?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 27 - Quizvraag
De vliegtijd van verscheidene soorten is alleen enkele weken verschoven.
- verscheidene is een.....?
- enkele is een....?
A
allebei bepaalde hoofdtelwoorden
B
allebei onbepaalde hoofdtelwoorden
C
allebei bepaalde rangtelwoorden
D
allebei onbepaalde rangtelwoorden
Slide 28 - Quizvraag
Het oranjetipje bijvoorbeeld vloog de laatste jaren vanaf half maart en had zijn piek rond de derde week van april.
- laatste is een.....?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 29 - Quizvraag
Het oranjetipje bijvoorbeeld vloog de laatste jaren vanaf half maart en had zijn piek rond de derde week van april.
- derde is een.....?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 30 - Quizvraag
In welk antwoord is er geen sprake van een vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Wat
C
Welke
D
Waarom
Slide 31 - Quizvraag
Om welk werkoord gaat het hier?
Hij is gisteren gevallen.
is=
A
zww
B
hww
Slide 32 - Quizvraag
Om welk werkoord gaat het hier?
Hij is gisteren gevallen.
gevallen=
A
zww
B
hww
Slide 33 - Quizvraag
Om welk werkoord gaat het hier?
Ik vind hem heel aardig
vind =
A
zww
B
hww
Slide 34 - Quizvraag
Benoem alle woordsoorten in deze zin:
De docent toonde de som voor de tweede keer aan hem.
Slide 35 - Open vraag
Benoem alle woordsoorten in deze zin:
Met welke game heeft Joep jou gisteren eigenlijk verslagen?
Slide 36 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Oefenen
Mei 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten lw, zn, ww, bn aanw.vnw, vr.vnw en vz
September 2019
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Week 37 2havo
September 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Blok 1 NN 1 AG
Oktober 2016
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1 havo/vwo grammatica
Mei 2020
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Bijvoeglijk naamwoord (2 basis)
Mei 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
grammatica
Mei 2016
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H4 H5 H6 herhaling woordsoorten en verdieping
Maart 2021
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1