Insuline en injecteren

Insuline 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Insuline 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hypoglykemie ?

Slide 3 - Woordweb

Er kan een situatie ontstaan waarin een te sterke, en vooral te snelle, bloedglucosedaling plaatsvindt. Het bloed bevat dan te weinig glucose en te veel insuline. De bloedglucosewaarde is minder dan 4 mmol/l. Er is dan sprake van een hypoglykemie, ook wel hypo genoemd.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt insuline?
En wat is het effect van insuline?
A
Alvleesklier - Glucose in het bloed kan in de lichaamscellen
B
Alvleesklier - glucose in het bloed gaat zo omhoog
C
Schildklier - Glucose wordt omgezet in zetmeel
D
Schildklier - Glucose in de darmen kan worden opgenomen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie
Maag
Galblaas
Lever
Alvleesklier

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat te doen bij prikaccident? 
  • Prikaccidentprotocol hanteren
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de kraan
  • Desinfecteren
  • Aard accident beoordelen of er een risico bestaat op infectie (hygiënist, bedrijfsarts)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van injecteren
Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie
- Lokale inwerking
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende toedieningsvormen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuid vetweefsel, de subcutis.
Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subcutane injectie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd
  • Noteren waar is geïnjecteerd (roteren)
  • Hoeveelheid in te kunnen spuiten medicatie is beperkt
  • Grote hoeveelheden dus verdelen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • de vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • de billen 

  de 3 BBB's

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies