bij lichamelijke inspanning gebeurt het volgende:
- In de cellen vindt veel verbranding plaats. Je gaat daardoor sneller ademen. Je hebt meer brandstof nodig.
- Je hart gaat sneller kloppen. Daardoor stroomt het bloed sneller.
- Er ontstaat veel koolstofdioxide (afvalstof)
- door meer verbranding krijg je het warmer.