1. De
officier van justitie besluit de verdachte te vervolgen.
2. De verdachte moet voor de rechter komen.
3. De officier van justitie eist een straf.
4. De advocaat probeert de rechter te overtuigen van de onschuld van de verdachte.
5. De rechter spreekt een vonnis uit: schuldig of onschuldig.
6. Schuldig? Dan legt de rechter ook een straf op.