In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Voorbereiding toets
Voortplanting & Erfelijkheid
Slide 1 - Tekstslide
Planning
1. Korte herhaling
2. Zelf aan het werk
3. Goed gewerkt = pauze
4. Quiz (mét prijs)
Slide 2 - Tekstslide
Voortplanting
Primaire/secundaire geslachtsorganen
Voortplantingsstelsel man & vrouw
Slide 3 - Tekstslide
Voortplanting
Menstruatiecyclus
Eisprong / ovulatie
Bevruchting
Innesteling
Slide 4 - Tekstslide
Voortplanting
Zwangerschap & bevalling
Anticonceptie
SOA's
Slide 5 - Tekstslide
Erfelijkheid
Genotype & fenotype
DNA
Genen & chromosomen
Slide 6 - Tekstslide
Erfelijkheid
Kruisingen
Stambomen
Slide 7 - Tekstslide
Erfelijkheid
Evolutietheorie (definitie)
Natuurlijke selectie
Slide 8 - Tekstslide
Erfelijkheid
Argumenten voor evolutie:
Fossielen
Rudimentaire organen
Overeenkomst in bouw
Slide 9 - Tekstslide
Voorbereiden toets
- Maak oefentoetsen en vragen op www.biologiepagina.nl
- Werk aan je samenvatting
- Overhoor elkaar
- Leer plaatjes uit je hoofd
- Leer je samenvatting
- .....
timer
35:00
Slide 10 - Tekstslide
Pauze
timer
5:00
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn de juiste primaire geslachtskenmerken?
A
Jongen: penis en zaadballen. Meisje: borsten
B
Jongen: prostaat. Meisje schaamlippen
C
Jongen: prostaat
Meisje: baarmoeder
D
Jongen penis en zaadballen. Meisje: schaamlippen
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn de juiste secundaire geslachtskenmerken?
A
Jongen: penis en zaadballen. Meisje: baarmoeder
B
Jongen: penis en zaadballen. Meisje: borsten
C
Jongen: baardgroei Meisje: borsten
D
Jongen: prostaat. Meisje: baarmoeder.
Slide 13 - Quizvraag
Hoe noemen we deel 4?
A
voorhuid
B
teelbal
C
eikel
D
penis
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet nummer 5?
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet nummer 1?
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Baarmoeder
Slide 16 - Quizvraag
Welke voorbehoedsmiddelen werken met hormonen? (meerdere goed)
A
Condoom
B
Pil
C
Nuvaring
D
Spiraaltje
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor voorbehoedsmiddelen?
A
antiperistaltiek
B
anticonceptie
C
antibiotica
D
antidepressiva
Slide 18 - Quizvraag
Met welke voorbehoedsmiddelen kun je een SOA voorkomen?
A
De Pil
B
Het condoom
C
Het vrouwencondoom
D
Het Spiraaltje
Slide 19 - Quizvraag
Wat gebeurt er hier in de eierstok?
A
Acne
B
Follikelrijping
C
Menstruatie
D
Ovulatie
Slide 20 - Quizvraag
Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus ongeveer?
A
10
B
14
C
28
D
38
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een andere naam voor eisprong?
A
menstruatie
B
follikel
C
gele lichaam
D
ovulatie
Slide 22 - Quizvraag
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 23 - Quizvraag
In de menstruatiecyclus is dag 1...
A
De eisprong
B
Begin van de menstruatie
C
Eind van de menstruatie
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
Tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 25 - Quizvraag
Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Zowel menstruatie als ovulatie
B
Wel menstruatie maar geen ovulatie.
C
Wel ovulatie maar geen menstruatie.
D
Geen menstruatie en geen ovulatie.
Slide 26 - Quizvraag
Hoe heet het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie
Slide 27 - Quizvraag
Uit welke drie fases bestaat de bevalling?
Slide 28 - Open vraag
Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype
Slide 29 - Quizvraag
Het genotype kun je aanpassen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Als je geslachtschromosomen XX zijn, ben je een ....
A
Vrouw
B
Man
Slide 31 - Quizvraag
Een dominant gen komt altijd tot uiting.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Het genotype aa is...
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 33 - Quizvraag
Wordt hier een genotype of een fenotype weergegeven: Aa
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 34 - Quizvraag
Wordt hier een genotype of een fenotype weergegeven: bruin haar
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 35 - Quizvraag
In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen
Slide 36 - Quizvraag
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
Slide 37 - Quizvraag
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 38 - Quizvraag
Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
A
evolutie
B
rudimentair element
C
mutatie
D
genen
Slide 39 - Quizvraag
Welke organismen waren er eerder op aarde?
A
bacteriën
B
planten
C
schimmels
D
eencellige dieren
Slide 40 - Quizvraag
Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? je kan op de afbeelding klikken dan wordt deze groter. (kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.
Slide 41 - Quizvraag
Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten
Slide 42 - Quizvraag
Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten