4B 2 Werk en bedrijf

2.1 Innovatie
Deze les leer je:
- Wat innovatie is
- Het verschil tussen welvaart en welzijn
- Het verschil tussen automatisering en mechanisering
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1 Innovatie
Deze les leer je:
- Wat innovatie is
- Het verschil tussen welvaart en welzijn
- Het verschil tussen automatisering en mechanisering

Slide 1 - Tekstslide

Wat is innovatie?
Het verzinnen van een nieuw product of een
nieuwe methode om sneller te kunnen produceren.

Slide 2 - Tekstslide

Welzijn:
Heeft alles te maken met je gezondheid en hoe gelukkig je bent.
Welvaart:
Heeft alles te maken met hoeveel geld je te besteden hebt om goederen en diensten van te kopen.

Slide 3 - Tekstslide

Automatisering:
Machines die het werk van
mensen overnemen.
Mechanisering:
Machines gebruiken waardoor het werk gemakkelijker of sneller gaat.

Slide 4 - Tekstslide

Eindvragen
- Wat is innoveren?

- Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn

- Wat is het verschil tussen automatisering en mechanisering?

Slide 5 - Tekstslide

2.2 Arbeidsproductiviteit
Deze les leer je:
- Wat arbeidsproductiviteit is
- Hoe je de arbeidsproductiviteit uitrekent

Slide 6 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
- De productie in een bepaalde arbeidstijd
(bijvoorbeeld uur, dag, week of maand).


- Als we harder doorwerken dan voorheen, dan stijgt de arbeidsproductiviteit.
- Als we minder hard werken dan voorheen, dan daalt de arbeidsproductiviteit.

Slide 7 - Tekstslide

Berekening arbeidsproductiviteit
Deel de totale productie door het totaal aantal arbeidsuren.

Voorbeeld:
Meneer van de Loo kijkt in 4 uur tijd 100 toetsen na. Wat is de arbeidsproductiviteit per uur?

100 : 4 = 25 toetsen per uur.

Slide 8 - Tekstslide

Eindvragen
- Wat is arbeidsproductiviteit?

- Los de volgende som op (met uitleg)!

Meneer van de Loo kijkt in 9 uur tijd 270 toetsen na. Wat is zijn arbeidsproductiviteit per uur?


Slide 9 - Tekstslide

2.3 De arbeidsproductiviteit stijgt
Deze les leer je:
- Hoe de arbeidsproductiviteit stijgt
- De volgende begrippen: arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsverdeling

Slide 10 - Tekstslide

Hoe stijgt de arbeidsproductiviteit?
• veel praktijkervaring;
• nieuwe technieken;
• veel vakkennis;
• een goede beloning;
• goede arbeidsvoorwaarden; (volgende dia uitleg)
• goede arbeidsomstandigheden; (volgende dia uitleg)
• een goede arbeidsverdeling; (volgende dia uitleg)

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen
Arbeidsvoorwaarden: de rechten en plichten van de werknemer en de
werkgever.

Arbeidsomstandigheden: omstandigheden die het werk prettig of minder
prettig maken.

Arbeidsverdeling: de verdeling van werkzaamheden over verschillende
personen en bedrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Eindvragen
- Hoe stijgt de arbeidsproductiviteit?

- Wat bedoelen we met arbeidsvoorwaarden?

Wat bedoelen we met arbeidsomstandigheden?



Slide 13 - Tekstslide

2.4 Betaald en onbetaald werk
Deze les leer je:
- wat een arbeidsmotief is
- wat de Arbowet is

Slide 14 - Tekstslide

Arbeidsmotief
De redenen om te willen werken, zoals:
- loon
- leuke collega's
- lieve leerlingen

Voordelen van thuiswerken:
- je eigen werktijden indelen
- zorg voor je kinderen of huisdieren

Slide 15 - Tekstslide

Arbowet
Werkgevers moeten zorgen voor veilige en gezonde omstandigheden, zoals:
- een helm voor bouwvakkers
- lasbril voor lassers
- hoe ga je om met zieke collega's? etc...

Slide 16 - Tekstslide

Eindvragen

- Geef voorbeelden van een arbeidsmotief

- Waar denk je aan bij de Arbowet?

Slide 17 - Tekstslide

2.5 De arbeidsmarkt
Deze les leer je de volgende begrippen:
- beroepsbevolking
- vraag en aanbod van arbeid
- werkgelegenheid
- ruime en krappe arbeidsmarkt

Slide 18 - Tekstslide

De beroepsbevolking (aanbod van arbeid) bestaat uit:
• werkenden (mensen met betaald werk);
• werkzoekenden (mensen die een betaalde baan zoeken).
• het gaat om de leeftijd tussen de 15 en de 75 jaar.


De werkgelegenheid (de vraag naar arbeid) bestaat uit:
• bezette arbeidsplaatsen (mensen met betaald werk);
• onbezette arbeidsplaatsen ( vacatures).

De arbeidsmarkt = de vraag en het aanbod van arbeid!

Slide 19 - Tekstslide

krappe arbeidsmarkt:
De arbeidsvraag is groter dan het arbeidsaanbod.
Bedrijven moeten op zoek naar personeel.




Ruime arbeidsmarkt:
Het arbeidsaanbod is groter dan de arbeidsvraag.
Bedrijven hebben genoeg personeel.

Slide 20 - Tekstslide

Eindvragen
- Wat is de beroepsbevolking?

- Wat is de arbeidsmarkt?

- Wat is het verschil tussen een krappe en een ruime  arbeidsmarkt?

Slide 21 - Tekstslide